„Bijbelwonderen hebben altijd een doel”
Geloof in wonderen neemt de laatste tijd toe, stelde dr. H. C. Stoffels een week geleden in zijn oratie. Ds. C. G. Vreugdenhil, predikant van de gereformeerde gemeente in Groningen, kan dat beamen. „Alleen… niet het bijbelse geloof in wonderen. Stoffels laat zien dat wonderen op een heel andere manier verklaard en geduid worden.”
Egyptische tovenaars deden ook wonderen, zegt ds. Vreugdenhil. „Als ik hoor over evangelist Jan Zijlstra van de Levensstroomgemeente, over Mariaverschijningen, de Toronto-blessing en Jomanda, als ik hoor van Boeddha die zich door de lucht kon verplaatsen, denk ik eerder aan die tovenaars dan aan de kracht van God en het wonder. Wonderen van God staan in dienst van het Evangelie, als teken van het rijk van God en als bewijs van Zijn almacht. Maar de duivel is ook machtig. In de Middeleeuwen was het ”mirakelgeloof” wijdverbreid. Maar dat was toch iets anders dan het bijbelse geloof dat God wonderen doet.”
Jarenlang werkte ds. Vreugdenhil in de zending. Vanuit de zendingssituatie in Irian Jaya herinnert de predikant zich diverse wonderlijke genezingen van mensen die door de dokter of zuster waren opgegeven. „Vaak werd er gebeden met handoplegging door een van de ouderlingen. De genezing werd in ieder geval door de gelovigen en degenen die medisch verantwoordelijk waren, ervaren als een wonder van God”, zegt de predikant. „Veelal werd daarbij aangehaald wat we lezen in Markus 16:17 en 18, over de tekenen die de gelovigen zullen volgen.”
Op de bijbelschool probeerde ds. Vreugdenhil uit te leggen dat de „gezichten” en „dromen” uit Handelingen 2 tegenwoordig niet meer dienen als openbaringsmiddel. „In de tijd van het Nieuwe Testament was de Bijbel nog niet compleet, zei ik. Wij hebben nu de volledige openbaring, en daarom geeft God geen dromen en gezichten meer om ons een boodschap te brengen. Maar dat antwoord riep vragen op. Of ik in de Bijbel kon aanwijzen dat God Zich niet meer openbaart via dromen? En of ik niet van mening was dat voor hen, die de Bijbel nog niet volledig in hun eigen taal hadden, een droom nog steeds de boodschap van God kan bevatten?”
De studenten vertelden ds. Vreugdenhil een gebeurtenis om aan zijn twijfels een eind te maken. „Na zware regenval had het kolkende en bruisende water de rotanleuning van een brug gebroken en een vrouw meegesleurd. Haar ontzielde lichaam was nergens meer te vinden. Er werd gebeden of de Heere de weg wilde wijzen, anders kon de echtgenoot zijn vrouw niet begraven. Die nacht zag de man in zijn droom de Landirivier met al haar bochten en stroomversnellingen. Achter een rots in de luwte van de stroom zag hij het dode lichaam van zijn vrouw liggen. De volgende morgen vond hij op die plaats het lichaam. Hoe het verdriet hem ook overmande, hij dankte God voor de verhoring.”
Over het zendingswerk schreef ds. Vreugdenhil in zijn ”Medeburgers der heiligen”. Daarin verhaalt hij van een opwekking uit de dood in Bommela, die tot gevolg had dat de heidenen die het Evangelie niet wilden aannemen, toch erkenden dat de God van de Bijbel de ware God is. Ds. Vreugdenhil noemt het wonderlijk hoeveel parallellen er te trekken zijn tussen de nieuwtestamentische situatie en de actuele situatie op het zendingsveld. „Misschien dat God juist daar, waar de macht van satan nog zo groot is en mensen nog niet zo geseculariseerd denken als wij, het wel extra nodig vindt Zijn wonderen te verrichten.”
Volgens de predikant uit Groningen zijn wonderen in de Bijbel nooit een geïsoleerde grootheid. „Ze hebben altijd een bedoeling, ze hebben een doel in de heilsgeschiedenis: richtend, verlossend, onderwijzend, het geloof versterkend in de macht van God. De exodus van Israël, de reis door de woestijn en de inbezitneming van het beloofde land, daarin komt het richtende voor de volkeren en het verlossende doel van de wonderen voor Israël heel duidelijk naar voren. De wonderen van Jezus’ vleeswording, opstanding en hemelvaart hebben een functie in de verwerving van de zaligheid. En wat we ook niet mogen vergeten, is dat de vele wonderen die Christus gedaan heeft, bedoeld zijn als tekenen van het komende Koninkrijk.”
Niet alleen op het zendingsveld, maar ook in Nederland doet de Heere wonderen, zegt ds. Vreugdenhil. „Ik hoorde van een vrouwelijke dokter die voor een lezing ergens met de auto heen moest. Ze raakte in een kettingbotsing verzeild en haar auto vloog in brand. Ze kon er niet uit komen en dacht te moeten sterven. Even later vonden hulpverleners haar achter de auto op de weg, gezond en wel. Niemand had haar uit de auto gehaald. Haar antwoord op dit onbegrepen gebeuren was: Dit is een wonder, de engelen hebben mijn leven gered door me uit de auto te halen en op de weg neer te leggen.”
Dr. Stoffels stelt dat religieuze wonderen alleen waarneembaar zijn voor wie erin geloven. „Aan deze stelling zitten twee kanten”, geeft de predikant uit Haren als commentaar. „Als God een weg baant door de Rode Zee voor Zijn volk Israël, dan zien de Egyptenaars die weg ook, ze slaan deze weg in en verdrinken als God het water weer laat stromen. Een objectief gebeuren dus, dat voor iedereen waarneembaar is. Als een zieke beter wordt of een dode wordt opgewekt, is dat voor gelovigen en ongelovigen waarneembaar. Maar als Elia een leger van engelen om zich heen ziet om Israël te helpen in de strijd, terwijl zijn jongen helemaal niets ziet, gaat het om iets wat met het natuurlijk oog niet zichtbaar is, om openbaringskennis.”
De stelling van Stoffels dat mensen die er absoluut niet in geloven geen religieus wonder mee zullen maken, wordt gelogenstraft door Bileam, zegt ds. Vreugdenhil. „Bileam is ingehuurd om Israël te vloeken. Maar er komen alleen zegenspreuken uit zijn mond, volkomen tegen zijn bedoeling in. De weg door de Rode Zee en de muren van Jericho bewijzen dat de stelling niet waar is. Ze gaat niet uit van goddelijke wonderen, maar van mirakelgeloof, duivelskunst of psychologisch verklaarbare bijzondere gebeurtenissen. Dat in Bommela in de vorige eeuw een kind werd opgewekt uit de dood, bewijst het tegendeel. Al moeten we wel zeggen dat de hele cultuur van Irian Jaya religieus en magisch geladen is. Maar dan nog blijft het wonder objectief waarneembaar. Ook door blanke zendingswerkers, die niet zo’n religieus referentiekader hebben als de Papoea’s.”
Dit is het vierde en laatste deel in een serie over geloof in wonderen.