In Suriname wordt ook onverwacht bezoek gastvrij onthaald
Kennissen drongen er al tijden op aan dat we een keer zouden langskomen. Dat liep uit op een vage afspraak die je volgens mij alleen in Suriname kunt maken. Met onverwachte gevolgen.
Op ”boiti” moesten we komen, oftewel „buiten”, zoals eigenlijk alles buiten Paramaribo wordt aangeduid. In dit geval zo’n 25 kilometer buiten de hoofdstad, in het buitengebied van het plaatsje Lelydorp.
Dat dorp is inderdaad vernoemd naar Cornelis Lely, naar wie ook in Nederland Lelystad is genoemd. Hij was ruim een eeuw geleden gouverneur in Suriname. Maar waarom er een plaatsje naar hem is vernoemd, begrijpt niemand. Zijn gouverneurschap was immers een fiasco; hij liet een dure spoorlijn aanleggen die uiteindelijk weer werd afgebroken.
Maar goed, daar bezochten wij dus onze kennissen. De ouders van Ingrid, een vriendin van onze dochter, vonden het absoluut nodig dat we eens bij hen thuis zouden komen. En dus reden mijn vrouw, twee dochters en mijn zwager op zaterdagochtend die kant uit, waar we „ergens aan het eind van de ochtend” hadden afgesproken.
We wisten aan welke landelijke weg ze even buiten Lelydorp wonen, maar veel meer info hadden we niet. Behalve dan dat we „na een paar kilometer bij dat witte huis met het rode dak rechts van de weg” moesten zijn. Een huisnummer hadden we wel, maar vrijwel niemand in het buitengebied neemt de moeite om dat op de woning te vermelden.
Pas als je naar een wit huis met rood dak op zoek bent, valt het op hoeveel woningen aan die omschrijving voldoen. Maar na de bewuste paar kilometer waren we ervan overtuigd het juiste adres gevonden te hebben. Een man en vrouw op het erf keken veelbetekenend onze richting uit, dus opgelucht reden we via de inrit het ruime erf op.
De vrouw des huizes kwam naar ons toe, terwijl de man de tuintafel schoonveegde en een paar stoelen neerzette. Dat we het klaarblijkelijk oudere echtpaar niet kenden, wekte bij ons geen bevreemding. Immers, een huishouden met meerdere generaties van een familie is in Suriname eerder regel dan uitzondering. We vermoedden dat het de opa en oma van Ingrid waren.
Koude limonade werd tevoorschijn gehaald en ingeschonken en ook wat heerlijke snackjes verschenen op tafel. Na wat gepraat over koetjes en kalfjes, vroeg mijn vrouw: „Waar zijn de kinderen eigenlijk?”, doelend op Ingrid en haar zusje. „Die zijn binnen huiswerk aan het maken”, zei oma vriendelijk. „Ingrid ook?” wilde mijn vrouw weten. „Ingrid? Die woont hier helemaal niet”, was de verrassende reactie. Ze kende Ingrid wel, die woonde zeven erven verderop in het volgende witte huis met een rood dak.
We konden wel door de grond zakken. Enigszins beschaamd wilden we opstaan, maar dat stuitte op verzet bij onze onbedoelde gastheer en -vrouw. „Blijf nog even gezellig, we gaan straks wat eten maken”, persisteerden ze. Tegen zo veel gastvrijheid waren we niet bestand en daar maakten we het uur dat volgde dankbaar gebruik van. We spraken onze verbazing uit dat ze wildvreemden met open armen ontvingen. „We zagen dat jullie geen slechte bedoelingen hadden, dan voelen wij ons verplicht om het jullie het naar de zin te maken”, was het even simpele als opmerkelijke antwoord.
Zelfs in het doorgaans gastvrije Suriname kan ik soms nog verrast worden.