Geheimzinnigheid staat centraal bij speciale eenheden
Geheimzinnigheid is een groot goed bij speciale eenheden ongeacht uit welk land ze komen. Het laatste dat dergelijke eenheden bij – al dan niet clandestiene – operaties nodig hebben, is actieve bemoeienis van buitenaf. Hoe meer de buitenwereld weet, hoe groter de gevaren voor de teamleden.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat eenheden zoals de Nederlandse Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE), de Britse Speciale Air Services (SAS) en de Amerikaanse Delta Force met grote geheimzinnigheid worden omgeven. Niet alleen zwijgen de autoriteiten in alle toonaarden over veel operaties van dergelijke eenheden ook doen ze hun uiterste best de werkwijzen, de gevolgde tactieken en de identiteit van teamleden buiten de publiciteit te houden.
Boeken als ’Bravo Two Zero’ over de Special Air Services in Irak werden dan ook met weinig gejuich ontvangen door de anonieme SAS–leden. Het boek van de hand van een voormalige SAS–teamleider over een mislukte operatie in Irak tijdens de Golfoorlog van 1990 is vertaald in zestien talen en kende een oplage van 1,6 miljoen stuks.
Het werk van speciale eenheden bestaat evenwel, in tegenstelling tot het beeld dat door dergelijke boeken en in veel films wordt opgeroepen, niet alleen uit het opereren achter vijandelijke linies. Zo vervullen ze momenteel eveneens een belangrijke rol in de strijd tegen het terrorisme als een gebied eenmaal nominaal onder controle is gebracht. Bekend is bijvoorbeeld dat de SAS en verschillende Amerikaanse eenheden in Afghanistan en Pakistan jagen of hebben gejaagd op leden van het al–Qaeda–terreurnetwerk van Osama bin Laden en op leiders van de Taliban.
Eenheden als de Nederlandse BBE hebben een soortgelijke rol gespeeld in Bosnië met de jacht op door het Joegoslavië–Tribunaal gezochte vermeende oorlogsmisdadigers. Ook bij dergelijke operaties is geheimzinnigheid gewenst. Gezochte personen moeten bij voorkeur door overrompelingsacties gegrepen worden om de kans op slachtoffers zo klein mogelijk te houden.
Anti–terreureenheden als de BBE, de SAS en het Duitse GSG–9 hanteren doorgaans eenzelfde tactiek bij het beëindigen van kapingen en gijzelingen in eigen land. Ook daarbij is het van belang dat de ’tegenstanders’ niet op de hoogte zijn van het voornemen actie te ondernemen en de daarbij te volgen tactiek.
Het werken in gebieden waar ook andere bevriende militairen en/of politiemachten actief zijn, vergt echter een goede communicatie om vervelende en potentieel dodelijke incidenten zoals ’friendly fire’ zoveel mogelijk te voorkomen. Het gevaar op lekken neemt echter in dergelijke gevallen navenant toe. Om de kans daarop zo klein mogelijk te houden, dienen de communicatielijnen zo kort mogelijk gehouden te worden. Tegelijkertijd moeten echter zo min mogelijk mensen worden ingelicht.
Het aansturen van speciale eenheden in gebieden waar een multinationale troepenmacht actief is – zoals in Irak – wordt daardoor een ingewikkelde zaak waarbij veel afwegingen gemaakt moeten worden. Veel partijen moeten op de hoogte worden gebracht van de aanwezigheid van de militairen waardoor de kans op succes in veel gevallen afneemt.