Vertrouwen in politiek herstel je door het te verdienen
De politiek moet er zijn voor alle Nederlanders, stelt premier Rutte. „Juist ook voor de mensen die denken dat de politiek er niet meer voor hen is.” Kan dat dan? En is de politiek hier wel aan zet?
Het motto van Ruttes derde kabinet luidt: ”Vertrouwen in de toekomst”. Dat is tegelijk „een opdracht”, zei de minister-president op 1 november in zijn regeringsverklaring. „Want vertrouwen moet worden verdiend.” Met hart en ziel gaan Rutte en zijn collega’s zich er daarom voor inzetten dat „mensen voelen dat de politiek er voor hen is.”
En dat uitgerekend nu er sprake is van een wereldwijde vertrouwenscrisis. Dat beweert tenminste het grootste marketing- en communicatiebureau ter wereld, Edelman. Voor het eerst in de 21e eeuw zou dit jaar het vertrouwen van burgers in politici dalen. „Burgers voelen zich in de steek gelaten door hun leiders omdat die niet de waarheid spreken.”
Daarbij komt, volgens sommigen, dat veel mensen dankzij sociale media tegenwoordig alleen nog geneigd zijn te luisteren naar anderen die net zo zijn en denken als zij, en niet meer naar de elite.
Wat kunnen Rutte c.s. in die context doen om mensen die zich van de politiek vervreemd voelen en zich er misschien zelfs al van afgekeerd hebben, daarvoor (opnieuw) te enthousiasmeren? Twee deskundigen werpen daar hun licht op.
Dit is het laatste deel in een tweeluik over het streven van het kabinet om het vertrouwen in de politiek te herstellen.
Putters: Koester compromissen
Mensen die denken dat de politiek er niet meer voor hen is, zijn er zeker in Nederland, weet prof. dr. Kim Putters. Het gaat om 15 tot 30 procent van de bevolking, blijkt volgens de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit onderzoek. „Deze mensen zijn veelal pessimistischer over de toekomst; ze voelen zich steeds minder gehoord in de politiek en keren zich af.”
Daartegenover staat een even grote groep mensen die positief en optimistisch zijn, vaak jongeren en hoogopgeleiden. „Met hen gaat het goed.”
Zo’n 40 procent van de bevolking zit ertussenin. Die vormen samen „een gemêleerde groep”, vertelt Putters: „Denk aan tweeverdieners die veel ballen tegelijk in de lucht moeten houden, ouderen die bijna met pensioen gaan en zich zorgen maken over de waardevastheid daarvan, zzp’ers die liever in loondienst waren gebleven.”
Dat zijn volgens de SCP-directeur niet per se boze burgers of mensen die afhaken van de politiek; wel maken ze zich zorgen over hun toekomst. „Ik kan mij indenken dat het kabinet in zijn beleid rekening wil houden met die drie groepen, waartussen de verschillen best groot kunnen zijn.”
Hoewel er dus zeker mensen zijn die onbehagen voelen over de politiek, wil Putters niet spreken van een vertrouwenscrisis. „We moeten ervoor oppassen dat we ons te veel zorgen maken”, stelt hij. „Het is niet zo dat we van de ene in de andere crisis rollen. We leven in een land waarin de meeste mensen gelukkig zijn en nog steeds veel vertrouwen hebben in onze politieke instituties.” Vergeleken met andere landen staat Nederland er ook helemaal niet slecht voor.
Naast de zogenoemde politieke democratie met haar instituties (de beide Kamers van het parlement, maar ook de gemeenteraden en lokale bestuurscolleges) is er een maatschappelijke democratie, analyseert Putters. „Die betreft de inspraak, betrokkenheid en zeggenschap van mensen over en in maatschappelijke verbanden, zoals buurten, wijken en organisaties.”
De verhoudingen binnen die maatschappelijke democratie en de mate waarin mensen zeggenschap hebben over hun eigen omgeving staan wél ernstig onder druk, constateert hij. Dat komt doordat de afstand tussen hoog- en laagopgeleiden groeit, evenals de kloof tussen de elite en de rest van de bevolking.
Tijdens de verzuiling werden tegenstellingen tussen groepen nog binnen een zuil overbrugd, maar daarvan is tegenwoordig veel minder sprake. „Het maatschappelijk middenveld is meer verbrokkeld geraakt”, ziet Putters. „Mede daardoor kijken mensen al snel naar Den Haag als er ergens problemen of misstanden zijn.”
De verwachtingen aan het adres van de politiek zijn tegenwoordig hooggespannen, vervolgt de SCP-directeur. „Maar de politiek heeft niet op alle vragen een antwoord.”
De laatste jaren schieten burgerinitiatieven als paddenstoelen uit de grond. Overal in Nederland richten mensen zorgcoöperaties op, regelen ze opvang voor vluchtelingen of proberen ze de veiligheid in hun directe omgeving te verbeteren via bijvoorbeeld WhatsAppgroepen. „Op die manier krijgen ze weer meer invloed op hun dagelijks leven”, stelt Putters.
De teloorgang van het maatschappelijk middenveld wordt daarmee echter niet volledig ongedaan gemaakt, vervolgt hij. Niet iedereen is even goed in staat om het heft in eigen hand te nemen. Hoogopgeleiden slagen er doorgaans sneller in om samen iets te organiseren, zoals collectieve energieopwekking. En in dorpen lukt het meestal eerder om samen iets op te zetten dan in steden.
Tel daarbij op dat het vertrouwen in partijen en politici wél onder druk staat. Helemaal zorgeloos over de toekomst is Putters daarom niet. „In hoeverre is de Nederlandse politiek bereid om voor het compromis te gaan staan”, vraagt hij zich ook af. „Dat is namelijk belangrijk als we willen dat mensen vertrouwen houden in ons politieke systeem.”
Het hoort bij Nederland om compromissen te sluiten, legt Putters uit. „Geen enkele partij heeft in dit land de absolute meerderheid. We hebben een lange geschiedenis van zoeken naar meerderheden, van geven en nemen en van uitruilen. Compromisvorming hoort daarmee tot de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat.”
Zodra politici het sluiten van compromissen tussen minderheidsgroepen als probleem gaan zien en dat bijvoorbeeld als kiezersbedrog wegzetten, ontstaan er volgens Putters problemen. „Dan knagen ze aan de principes van onze democratische rechtsstaat.”
Hij hoopt dat politici het compromis als belangrijk onderdeel van ons politieke systeem blijven uitleggen en verdedigen. Ook al is dat lastig in een samenleving waarin gemeenschapszin onder druk staat en de individualisering toeneemt.
Het valt de SCP-directeur op dat steeds meer politieke partijen zich de afgelopen jaren zijn gaan richten op één specifieke groep: denk aan jongeren of aan moslims. „Terwijl in onze politieke context, waarin politici compromissen moeten sluiten, de grote uitdaging juist is om te zoeken naar dat wat de verschillende groepen in de samenleving bindt, naar de gedeelde belangen.”
Frissen: Geef burgers ruimte
Politiek betekent keuzes maken. Niet iedereen zal elke beslissing kunnen bekoren. Toch, dat is prof. dr. Paul Frissen met Rutte eens, moet de politiek er zijn voor iedereen. In een democratie is het volgens de bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur essentieel dat de meerderheid oog heeft voor het belang van de minderheid. „Elke burger is immers op enig moment en op enig terrein in de minderheid.” Het is daarom de plicht van elk kabinet om „zo veel mogelijk rekening te houden met alle burgers” en „niet systematisch dezelfde groepen uit te sluiten.”
De premier is bij uitstek de politieke functionaris die duidelijk moet maken dat de democratie er is voor iedereen, meent Frissen. En dat alle burgers het recht hebben zich te mengen in het debat. Hij had het daarom „zeer gepast” gevonden als Rutte het recht van Randstedelingen om tijdens de aankomst van Sinterklaas in Dokkum te demonstreren tegen Zwarte Piet duidelijk had verdedigd. Die mogelijkheid werd de demonstranten ontzegd.
Frissen, tevens hoogleraar bestuurskunde aan Tilburg University, erkent dat er wantrouwen heerst in de samenleving. Na de Tweede Wereldoorlog gingen mensen er decennialang van uit dat ze het beter zouden krijgen dan hun ouders. Dat is niet meer vanzelfsprekend. Sterker nog, „veel mensen gaan er daadwerkelijk op achteruit ten opzichte van hun vader en moeder.”
De verzuiling temperde daarnaast lange tijd maatschappelijke tegenstellingen. „Binnen de zuilen bleven mensen uit verschillende lagen elkaar ontmoeten.” De ontzuiling sinds de jaren zeventig maakt dat ongedaan.
De scepsis van mensen jegens politici groeit, constateert de bestuurskundige. Dat vindt hij op zich geen probleem. „Democratie is georganiseerd wantrouwen, een systeem van checks and balances om machthebbers te controleren.” Zolang mensen er maar vertrouwen in hebben dat de democratie als instituut er is om hen te beschermen – en verreweg de meeste Nederlanders hebben dat.
Aan politici de taak om die „delicate balans” tussen enerzijds gezond wantrouwen in politieke gezagsdragers en anderzijds vertrouwen in politieke instellingen te bewaken, stelt Frissen. En ze hebben meer te doen. De wetenschapper wijst Rutte en de zijnen op de zorgen die burgers hebben over Europa. Die kwamen bijvoorbeeld aan het licht bij de twee referenda over Europese onderwerpen in 2005 (de Europese grondwet) en in 2016 (het handelsverdrag met Oekraïne): beide keren stemde een ruime meerderheid tegen.
Schijnbaar automatisch wordt de EU een alsmaar hechtere unie. Veel politiek debat is daar niet over, analyseert Frissen. Maar ondertussen vragen steeds meer mensen zich af of de EU hen wel voldoende beschermt tegen bijvoorbeeld sociale uitbuiting door concurrentie van goedkope arbeidskrachten uit andere lidstaten.
„Het kabinet moet met een duidelijk verhaal komen over Europa”, raadt de Tilburgse hoogleraar Rutte aan. „Waar willen wij heen met de EU? Wat moet de Unie wel of niet doen: komt er bijvoorbeeld een Europese defensie? Welke landen horen er wel of niet bij?”
Werk aan de winkel is er ook voor het kabinet als het gaat om ruimte geven aan burgers. „Denk erover na waar de samenleving een actievere rol kan spelen.” De afgelopen tien, vijftien jaar is de verzorgingsstaat afgebouwd. Deels wegens noodzakelijke bezuinigingen. Steeds meer mensen springen in dat gat door zelf zorg in hun buurt te organiseren of het groen in hun buurt te onderhouden.
Frissen juicht het toe dat de overheid zulk soort zaken overlaat aan de samenleving. „Het helpt ook als het kabinet minder belasting heft, zodat mensen meer geld overhouden om voor zichzelf te zorgen.” Al is dat „geen heel populair verhaal in Den Haag”, realiseert hij zich.
Tegelijkertijd weet de bestuurskundige dat overheden het vaak lastig vinden om het roer uit handen te geven aan maatschappelijke organisaties of (groepen) burgers. „We hebben in dit land namelijk een enorme obsessie voor gelijkheid: alles moet overal op dezelfde manier worden geregeld”, legt hij uit. Als mensen zelf verantwoordelijkheid nemen om zorg te verlenen of energie op te wekken, dan brengt dat per definitie een zekere willekeur met zich mee: in de ene plaats gaat dat zus, elders zo. „Ook zullen er soms dingen gebeuren die de politiek minder goed bevallen.”
Frissen meent dat het kabinet zulk soort verschillen moet aanvaarden. „Dat past bij onze geschiedenis: we hebben laten zien dat je onderlinge solidariteit ook anders kunt organiseren dan alleen via de staat.”
Hij vindt het lastig in te schatten of het kabinet dat kan opbrengen. De coalitie bestaat uit vier verschillende partijen – een divers gezelschap dus. „Dit kan betekenen dat ze meer oog heeft voor de variëteit in de samenleving.”
Het regeerakkoord biedt op dit punt perspectief. „We zijn vóór verschillen”, meldt de inleiding, „Maar tegen tegenstellingen.” Met die energie, gaat het document verder, „willen we samenwerken met alle partners om dit prachtige land nog beter te maken voor iedereen.”