Rederij schuldig aan dood opvarenden Frisia
De dood van drie opvarenden van schelpenzuiger Frisia is te wijten aan de rederij en de eigenaar Matthijs van der P. (65). De rechtbank in Amsterdam oordeelde maandag dat sprake is van dood door schuld, onder meer omdat de schipper niet bevoegd was. Desondanks volgden er geen straffen, onder meer omdat de gebeurtenis ernstige financiële gevolgen heeft gehad voor het bedrijf en de eigenaar heeft toegezegd dat hij er alles aan heeft gedaan om herhaling te voorkomen.
Bovendien gaat de rechtbank ervan uit dat de nabestaanden niet zijn gebaat bij verdere vergelding. Toenmalig bedrijfsleider Klaas B. (49), die eveneens terechtstond, is vrijgesproken. In het vonnis staat dat hij geen verantwoordelijkheid droeg voor de gemaakte fouten.
De scheepsramp gebeurde in december 2010 bij Terschelling. Het Openbaar Ministerie (OM) had werkstraffen tegen de twee geëist van 180 uur en boetes van 60.000 euro tegen de twee bedrijven waaraan zij leiding gaven.
Volgens de rechtbank zijn bijna alle verwijten die aan de verdachten zijn gemaakt over de gebreken aan het schip onterecht. Voor zover nu bekend, zijn er een aantal oorzaken voor het kapseizen van de Frisia. Zo nam de schipper een „riskante beslissing” door met een volledig beladen schip, in het donker, bij een voorspelde sterke wind en hoge golven de route over de Noordzee te kiezen in plaats van de veiligere, maar langere, route binnendoor via Harlingen. Ook waren niet alle openingen van het schip gesloten, waardoor er veel water naar binnen kwam.
Aangezien de rederij en de eigenaar verantwoordelijk zijn voor de juiste bemanning, zijn zij medeverantwoordelijk voor de gemaakte fouten. Ook kan het bedrijf worden verweten dat de zogenoemde waterloospoorten van het schip niet open konden, waardoor er te veel water in het ruim kon blijven staan.
De rechtbank komt tot andere conclusies dan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), dat eerder constateerde dat het schip niet zeewaardig was. Bij de rederij was geen sprake van wanbeleid of laksheid ten aanzien van de veiligheid van medewerkers, staat in het vonnis. De fouten die de verdachten hebben gemaakt zijn „niet zo veel en zo ernstig als men zou kunnen denken na lezing van het OVV-rapport”.