In de kerk van Karel de Grote
Stap in het meest oostelijke dorp van Zwitserland de kloosterkerk binnen en je waant je in de vroege middeleeuwen.
Het verhaal gaat dat Karel de Grote zelf in 775 deze kerk in Müstair liet bouwen. Hij zou, na zijn kroning als koning der Longobarden, in de nabijgelegen Umbrailpas in een sneeuwstorm terecht zijn gekomen. De Koning van de Franken bracht het er levend van af. Als dank voor zijn bewaring stichtte hij op deze plaats een klooster. Een strategische plek, die de vorst in zijn expansiedrift goed van pas kwam.
Of het verhaal waar is, is niet meer te achterhalen. Feit is dat de Karolingische keizer nog altijd de blikvanger is in de kerk van het klooster dat aan Johannes de Doper is gewijd. Pontificaal staat het monumentale standbeeld daar voorin. Aan de kop van de afscheiding tussen de middelste en de rechter halfronde uitbouw van het koor – apsis geheten.
Uiteraard begint de rondleiding door het kloostercomplex hier, in de kerk. Niet zozeer vanwege keizer Karel, maar wel vanwege al het moois dat er om hem heen te zien is. Muurschilderingen uit de periode rond 800, romaanse fresco’s uit de twaalfde eeuw. Ze kwamen pas halverwege de vorige eeuw onder het pleisterwerk vandaan. Inmiddels staat het klooster vanwege deze zeldzame Karolingische kunst op de Werelderfgoedlijst van de Unesco.
Tafereel
De gids ratelt in rap Duits over de eeuwenoude kunst. In het gewelf boven het hoogaltaar prijkt een afbeelding van Christus als wereldheerser met de engelen. Onder het raam een groot tafereel met het verhaal dat Herodes Johannes de Doper laat onthoofden.
In de apsis links is een reeks afbeeldingen over het leven van Petrus en Paulus te zien. Aan de rechterkant wordt verteld hoe Stefanus aan zijn einde kwam.
Niet alleen de drie apsissen aan de oostelijke zijde van de kerk, waar de zon opgaat, zijn rijkversierd. Ook de noordelijke en de zuidelijke muur van de kerk zijn beschilderd. Evenals de gewelven. Overal de verhalen: over David, Saul en Absalom, Maria, Jozef en Zacharias, de Heere Jezus en de apostelen. De middeleeuwer kreeg hier aanschouwelijk onderwijs. Tot het moment dat de wanden werden gewit.
Het is goed dat de gids aanwijst wat er te zien is. En dat er een boekje te koop is waarin alle schilderingen zijn aangeduid. Want niet alle afbeeldingen zijn een-twee-drie thuis te brengen.
Overigens is niet alles in de kerk even oud. Het eenvoudige orgel –slechts een rij pijpen op een kast– dat tegen een van de muren is geplakt, is erg nieuw voor deze setting. Het stamt uit 1949.
Getijdengebed
De kerk is onderdeel van een groot abdijcomplex. In de negende eeuw werd het klooster ondergebracht bij de orde van de benedictijnen. Aanvankelijk voor mannen. In de twaalfde eeuw werd het echter een vrouwenklooster. En dat is het nog steeds. Vandaag de dag leven er nog elf benedictinessen in Müstair. Negen uit Europa, twee van de Filippijnen. De jongste is 50.
De vrouwen leven op het ritme van het getijdengebed, dat vijf keer per dag plaatsheeft. Bezoekers zijn welkom om de getijden met hen te vieren. Wie toe is aan een retraite, een „geestelijk uitstapje”, zoals de vrouwen het noemen, kan terecht in het gastenverblijf.
Barbaren
Heel oud is ook de zogenoemde Plantaturm. De kasteeltoren, de oudste van het Alpengebied, werd in 960 door de bisschop van het gebied gebouwd als bolwerk tegen de oprukkende barbaren. In de witte toren, met het schuin aflopende dak, kon gewoond worden. Dat gebeurde ook, tot 1994. Sinds 2003 is er een museum in gevestigd.
In de kelder –vroeger de wijnkelder– liggen in vitrines allerlei voorwerpen die in de buurt zijn opgegraven. Fluiten bijvoorbeeld, gemaakt van een bot, uit de achtste of negende eeuw. Op panelen is te lezen hoe het glasblazen er zo veel eeuwen terug aan toeging.
Op de eerste verdieping was altijd de eetzaal. Boven de deur prijkt het jaartal 1762. In vitrines is barok eetgerei en vaatwerk uitgestald. In de hoek staat een crucifix.
De gids demonstreert een bijzonder instrument dat op een tafel staat: een regaal uit de zeventiende eeuw. Een soort tafelorgeltje met blaasbalgen en tongen dat meegenomen kon worden tijdens processies, maar dat ook wel in de kerk werd gebruikt.
Het uitzicht op de groentetuin van de nonnen is hier prachtig. Groene gewassen met gaas erover. Een flink tuinhuis. Veel zonnebloemen. Een grote regenton. En een vrouw die aan het werk is.
IJzig koud
De tweede verdieping is het ”dormitorium”, vanouds de gezamenlijke slaapzaal voor de nonnen. De ruimte wordt nu gebruikt om te laten zien hoe in Müstair Maria altijd is vereerd. Een aantal Madonnabeelden kijkt vanachter het glas naar de groep die rondloopt. In de hoek staat een altaartafel.
In de achttiende eeuw zijn op de derde verdieping aparte kloostercellen voor de nonnen gebouwd. Tot ver in de twintigste eeuw werden ze nog bevolkt, ondanks het feit dat het hier in de winter ijzig koud is. Met het demonstreren van de wc krijgt de gids de lachers op haar hand. De afmetingen van de bedden, nog geen anderhalve meter, wekken verbazing. De vrouwen sliepen volgens de gids altijd gekromd.
Aandoenlijk is de kamer waar de vrouwen hun privébezit konden stallen. Prachtig versierde kistjes of ladenkastjes met slot staan naast elkaar; de vrouwen konden maar weinig meenemen. Een andere kamer herbergt de bibliotheek: een groot aantal perkamenten banden staat keurig in het gelid. De échte bibliotheek van het klooster, zo blijkt later, bevond zich elders in het dorp. De collectie is echter nog niet zo lang geleden verloren gegaan.
Sneeuw
Buiten schijnt de zon. Aan de voet van de ‘gewone’ kerktoren ligt de begraafplaats, binnen de muren van het complex. Hier begraaft het klooster al eeuwen zijn doden. Tegen een blauwe hemel pieken de Italiaanse bergen omhoog. Heel in de verte is de sneeuw zichtbaar.
Dezelfde bergen moet Karel de Grote hier ruim twaalf eeuwen geleden hebben gezien. Als het verhaal dat van non op non is doorverteld tenminste op waarheid berust.
Val Müstair
Het klooster St.-Johann ligt op circa 1250 meter hoogte in Val Müstair, het meest geïsoleerde dal van Zwitserland. De vallei ligt grotendeels in het Zwitserse kanton Graubünden en voor een klein deel in de Italiaanse regio Zuid-Tirol. Val Müstair grenst aan het Zwitsers Nationaal Park en is vanuit Zwitserland alleen toegankelijk via de Ofenpas.
De bekendste Zwitserse plaatsen in Val Müstair zijn, behalve Müstair, Tschierv, Fuldera, Valchava en Santa Maria Val Müstair. In het dal ligt het skigebied Minschuns. In de zomer is de vallei een populaire bestemming voor wandelaars en geoefende mountainbikers.
Een bezoek aan het klooster kon mooi worden gecombineerd met een prachtige rondrit met auto of bus langs en door het Zwitsers Nationaal Park. Wie in Scuol (Graubünden) begint, rijdt richting Martina, via Nauders een stukje door Oostenrijk en vervolgens een heel stuk in zuidelijke richting door Italië. Bij Schluderns weer richting Zwitserland. Net over de grens ligt het klooster langs de doorgaande weg. Wie de weg vervolgt, komt dwars door het nationaal park. Via Zernez en Susch gaat de weg weer naar Scuol.