Onderzoeksuitgaven EU-landen op 300 miljard
De landen van de Europese Unie gaven vorig jaar gemiddeld iets meer dan 2 procent van hun bruto binnenlands product (bbp) uit aan onderzoek en ontwikkeling. Dat percentage is vergelijkbaar met 2015, becijferde het Europees statistiekbureau Eurostat. In totaal ging het om ruim 300 miljard euro.
Het grootste deel van dat geld, zo’n twee derde, komt van het bedrijfsleven. Nog eens ongeveer een kwart wordt door universiteiten in onderzoek gestoken. De overheid droeg 11 procent bij en non-profitorganisaties zijn goed voor 1 procent van het budget.
Hoewel het EU-percentage iets hoger is dan tien jaar geleden, blijft de EU achter bij landen als Zuid-Korea, Japan en de Verenigde Staten. Daar wordt minimaal 2,8 procent van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling uitgegeven.
De EU doet het ongeveer even goed als China. Dat land steekt zo’n 2,1 procent van het bbp in onderzoek.
Een van de EU-doelen is om meer geld uit te geven aan onderzoek en ontwikkeling. In 2020 moet 3 procent van het bbp daarnaartoe gaan om te zorgen dat Europa competitiever wordt. Nederland zat vorig jaar precies op het EU-gemiddelde. Zweden was met 3,25 procent van het bbp de koploper in de EU, maar ook Oostenrijk zat al boven de 3 procent.