Hoofdverdachte moord Djindjic ontkent schuld
De hoofdverdachte van de moord op de Servische premier Zoran Djindjic, Milorad Lukovic, heeft maandag ontkend iets met de moord te maken te hebben. De aantijgingen zijn politiek gemotiveerd, verklaarde Lukovic in de rechtszaal.
Volgens Lukovic is de aanklacht opgesteld ‘onder de politieke invloed van de mensen die voor de moord op de premier hebben gezorgd’. Lukovic leek te doelen op medestanders van Djindjic die banden hadden met de maffia. Hij zei dat medewerkers van Djindjic hem in april 2001, na de arrestatie van Slobodan Milosevic, enkele honderden kilo’s herone hadden aangeboden voor verkoop in het buitenland, in ruil voor een deel van de winst. Lukovic nam het aanbod aan. De drugs zouden zijn doorverkocht in Roemenië, Kroatië en Bosnië.
Lukovic is de voormalige commandant van een paramilitaire eenheid van Milosevic. Vorige maand gaf hij zichzelf aan, na veertien maanden voortvluchtig te zijn geweest. Samen met Lukovic staan nog twaalf andere paramilitairen en maffiabazen terecht in verband met de moord op Djindjic. De pro–westerse Servische premier werd op 12 maart 2003 doodgeschoten bij het regeringsgebouw in Belgrado.
De officiële lezing is dat medestanders van Milosevic en maffiabazen zich bedreigd voelden door Djindjic, die de georganiseerde misdaad wilde aanpakken, en hem vermoordden in de hoop vervolgens zelf de macht te kunnen grijpen. Volgens andere theorieën is Djindjic vermoord door mensen uit zijn omgeving die nauw betrokken waren bij de maffia.