Kerkleiders trainen in een islamitische omgeving
Hoe is het om als Nederlandse christen in Ghana te werken? Jasper Maas (33) doet het al zes jaar. In 2011 werd hij door Kerk in Actie, de diaconale organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland, uitgezonden als predikant en onderwijzer in de presbyteriaanse kerk in het noorden van Ghana.
Maas, geboren in Arnhem en getogen in het nabijgelegen dorp Dieren, begon in 2003 met de studie sociale geografie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Na twee jaar nam hij een tussenjaar en reisde hij met de rooms-katholieke organisatie Missie & Jongeren naar het dorpje Bole in Ghana. Daar ontmoette hij de 30-jarige verpleegster Mary.
„Ik logeerde dat jaar in het huis van drie priesters. Elke dag ging ik met hen mee naar de ochtenddienst”, vertelt Maas. „In die kerk zaten veel oude vrouwtjes en één jonge dame: Mary. Ze trok mijn aandacht. Wat doet zo’n jonge vrouw zo vroeg in de kerk? We raakten in gesprek en voelden een klik.”
In 2011 trouwden ze in de presbyteriaanse kerk in Tamale, de kerk waarvoor Maas werkt en waarvan het echtpaar sinds de trouwdag lid is.
Cultuurverschillen
„We hebben weinig last gehad van cultuurverschillen”, vertelt Maas, die in Nederland is om de uitzending door Kerk in Actie af te ronden. „Mary had altijd al het gevoel dat ze niet met een Ghanese man zou trouwen. Zij voelde dat ze op sommige vlakken anders in elkaar steekt dan het gros van haar eigen volk. Met bepaalde waarden en normen gaat ze anders om dan haar landgenoten.”
Als voorbeeld noemt Maas dat Ghanezen zich minder gebonden voelen aan afspraken. „In het Westen word je geacht je aan afspraken te houden. In Ghana is het geoorloofd om gemaakte afspraken te veranderen of te negeren als het in de praktijk moeilijk blijkt die na te komen.
Ik was bijvoorbeeld bezig met een project om de behandeling van hepatitis, leverontsteking, aan te pakken. Door het werk van Mary was ik bij de organisatie van dat project betrokken geraakt. Op een dag hadden we tijdens een vergadering een afspraak gemaakt over de privacy van de patiënten. De gesprekken die we met hen hadden, vonden altijd plaats in een grote zaal. Iedereen kon meeluisteren. We spraken af dat daar een einde aan moest komen. Vanaf nu zouden de gesprekken in een afgescheiden ruimte plaatsvinden.
Toen ik een paar dagen later in het hospitaal kwam, zag ik dat iedereen weer in één grote ruimte werd geholpen. Ik was verbijsterd. Hoe kon je de gemaakte afspraken zo snel negeren? Mary keek er niet van op. Zo gaat het in Ghana zo vaak.
Dat verschil in waarden heeft echter nooit tussen ons in gestaan. Mary vond ook dat je je aan gemaakte afspraken moet houden, maar ze is eraan gewend dat Ghanezen daar wat flexibeler in zijn.”
Afstudeeropdracht
Door zijn ervaringen in 2005 in Ghana besloot Maas theologie te gaan studeren aan de Christelijke Hogeschool Ede. „In die tijd kende ik Mary dus al. Ik probeerde haar zo vaak mogelijk op te zoeken. In vier jaar tijd ben ik twaalf keer heen en weer gevlogen.”
Terwijl Maas nog in Nederland studeerde, liet hij een huis bouwen in de enige grote stad in het noorden van Ghana, Tamale. In 2010 nam hij zijn intrek in de woning, omdat hij toen bezig was met zijn afstudeeropdracht. „Ik onderzocht de religieuze identiteit en de geloofsbeleving van Gonjachristenen. Dat is de kleine etnische groep waartoe Mary behoort.”
In die tijd had een ander zendingsechtpaar, Aad en Dineke van der Maas, zijn uitzending in Ghana voltooid. Zij werkten voor Kerk in Actie in het presbyteriaanse trainingscentrum in Tamale. Daar trainden ze leiders van lokale presbyteriaanse kerken. Toen zij weggingen, kwam er een vacature. Maas solliciteerde en werd aangenomen. Begin 2011 begon hij zijn werkzaamheden.
Slechts twintig dominees
Het noorden van Ghana, waar Maas werkte, is overwegend islamitisch. Desondanks heeft de Presbyterian Church of Ghana in het noorden zo’n 250 lokale gemeenten, maar er zijn slechts twintig predikanten. De lokale kerken leunen zwaar op hun leiders. In de afgelopen zes jaar heeft Maas die kerkleiders getraind.
Hij bracht hun kennis bij over de Bijbel, de kerkgeschiedenis en de theologie. Verder gaf hij les in de praktische vakken pastoraal werk, communicatie en evangelie en cultuur. „Bij dat laatste vak leerden de kerkleiders hoe ze met culturele gewoonten om moeten gaan. Soms zijn Ghanese tradities onbijbels of hebben ze een islamitische achtergrond. In veel kerken leeft de vraag hoe men daarmee moet omgaan.
In Noord-Ghana is het bijvoorbeeld de gewoonte het haar van pasgeboren kinderen te scheren, ook bij de christenen. Ze geloven dat die haren onheil brengen. Ze noemen het ”evil hair”, onheilshaar. De eerste generatie christenen ontdekte door het lezen van de Bijbel dat dit gebruik niet past bij een christelijke levensstijl. Eén Ghanees echtpaar besloot daarom om het haar bij hun volgende kind niet meer af te scheren, een dapper besluit.
Pijnlijk was dat het zoontje dat geboren werd kort na de geboorte overleed. Uiteraard waren veel christenen erdoor in de war gebracht, maar de ouders van het overleden zoontje bleven staande. Ook bij het dochtertje dat later geboren werd, lieten ze het haar groeien. Uiteindelijk is zij het eerste meisje van het dorp geworden dat aan de universiteit ging studeren.”
Radicale islam
Tijdens het werk in het trainingscentrum kregen de kerkleiders ook les in interreligieuze dialoog. „In het islamitische noorden is het belangrijk om de band met moslims goed te houden. In Ghana wonen van oorsprong heel gematigde moslims. Echter, de radicale islam krijgt er steeds meer voet aan de grond. Met geld uit Saudi-Arabië worden er moskeeën gebouwd waarin een meer salafistische leer wordt verkondigd en via de media worden extremistische uitingen verspreid. Een zorgelijke ontwikkeling.”
Hoewel de uitzending door Kerk in Actie erop zit, zet Maas zijn werk in Ghana voort. Hij blijft predikant in de Presbyterian Church of Ghana en gaat ook door met het trainen van de kerkleiders. Voortaan zonder financiële hulp van Kerk in Actie. Hij krijgt loon van de Presbyterian Church of Ghana, maar dat is niet genoeg om van rond te komen. Daarom is er naast het huis van Maas een gastenverblijf gebouwd om de nodige extra inkomsten te genereren. Daar kunnen toeristen, vrijwilligers of kerkbezoekers een kamer huren. „Zo hopen we ons werk te kunnen blijven doen. We leven in het vertrouwen dat God ons helpt.”
Leiding
Tijdens het werk ervaarde Maas Gods leiding soms heel direct. Bijvoorbeeld toen in 2013 een tienermeisje uit de kerk zwanger raakte van een jongen uit dezelfde kerk. „Ze waren niet getrouwd: een schande in Ghana. Ze werd door haar familie verstoten en raakte in een isolement. Gelukkig kon ze bij het gezin van de jongen terecht. Daar heeft ze de hele zwangerschap binnen gezeten, ze durfde de straat niet meer op.”
Het meisje beviel van een zoontje. Normaal gesproken krijgt een kind in Ghana op de achtste dag zijn naam. Dat gaat gepaard met een grootse publieke ceremonie, waarbij de naam van het kind drie keer hard in het oor wordt geroepen. „Bij dit kind gebeurde dat niet. Kerkleden vonden dat ik me er niet mee mocht bemoeien. Ik zat ermee in mijn maag.
Op de achtste dag na de geboorte van het kind las ik tijdens de dagopening die we dagelijks in het trainingscentrum hebben uit Lukas 19. Het ging over Zacheüs. Jezus ging met hem mee naar huis. In vers 7 staat: „En allen die het zagen murmureerden, zeggende: Hij is tot een zondige man ingegaan om te herbergen.” Die woorden raakten mij. Ik voelde dat ik naar het meisje met haar pasgeboren zoon toe moest. Dat heb ik gedaan. Ontroerd lazen we samen Psalm 139 en ik mocht de baby de naam Silas Titihema geven. Silas omdat het een Bijbelse naam is, Titihema is een Ghanese naam met de toepasselijke betekenis: denk goed na voor je iets doet.”
Een abortus voorkomen
Jasper Maas en zijn Ghanese vrouw Mary Jarga werken sinds 2010 in Tamale, Ghana. Hij als predikant en onderwijzer in de Presbyteriaanse Kerk van Ghana. Zij is verpleegster in het hospitaal in Tamale. Samen hebben ze twee eigen kinderen en twee pleegkinderen.
„Toen we in 2009 bezig waren met de bouw van ons huis, kwam er eens een vrouw met een baby bij het huis in aanbouw kijken”, vertelt Maas. „Ze deed niets. Ze zat en keek. Aan het eind van de dag ging ze weer weg. Maar de dagen daarna zat ze er weer. Na een tijdje ging ik maar eens met haar praten. Het bleek een alleenstaande moeder te zijn met ernstige psychische problemen. Wij nodigden haar uit bij ons te eten. Vanaf die tijd at ze elke avond bij ons.
Een paar dagen voor onze trouwdag in 2011 liet de vrouw haar 2-jarige kind onaangekondigd bij ons achter. Waarschijnlijk dacht ze dat wij, als echtpaar, beter voor het kind zouden kunnen zorgen. Daarna hebben we die vrouw een tijd niet meer gezien.”
Twee jaar later kwam Mary haar met een dikke buik op straat tegen. De vrouw was opnieuw zwanger, maar een vader was nergens te bekennen. Mary vroeg waar ze naar op weg was. „Ze vertelde dat ze abortus ging plegen. Mary praatte op haar in, waarna ze zei: „Ik wil het kind baren, maar dan moeten jullie het in huis nemen.” Zo kregen we er een tweede pleegkind bij.”
Later kregen Maas en zijn vrouw zelf ook kinderen: Albert (4) en Anniek (2). Hun derde kind is op komst. „Onze kinderen zijn opgegroeid met de pleegkinderen; ze zijn het gewend. Dat de kinderen in ons gezin niet allemaal onze natuurlijke kinderen zijn, heeft daarom nooit tot onenigheid geleid.
Onze kinderen gaan gewoon naar een Ghanese basisschool. Thuisonderwijs is niet nodig, want de school is goed genoeg om daarna eventueel naar een universiteit te kunnen.
We hebben in Nederland een goede zorgverzekering afgesloten. Eén keer kwam dat heel goed van pas. Toen onze zoon Albert vijf maanden oud was, werd hij ernstig ziek. Er werd een hartafwijking geconstateerd. Hij is toen met een helikopter naar een ziekenhuis in de hoofdstad Accra gebracht. Daar is hij aangesterkt om de vlucht naar Nederland aan te kunnen. Twee weken later heeft hij in Utrecht een openhartoperatie gehad. Nu gaat het goed met hem. In Ghana had hij niet geholpen kunnen worden.”