Nationale Zadencollectie moet bedreigde plantensoorten redden
Voor wildemanskruid, paardenhoefklaver en blauwe leeuwenbek is het te laat. „Die soorten zijn we kwijt en kunnen we met geen mogelijkheid meer terughalen”, zegt hoogleraar vegetatiekunde Joop Schaminée. Op zijn initiatief komt er een zadenbank om bedreigde inheemse planten te behouden. Net op tijd voor heidezegge en kleine schorseneer.
Van de circa 1500 wilde inheemse plantensoorten in Nederland wordt meer dan een derde met uitsterven bedreigd. „Het is hoognodig dat we actie ondernemen”, vindt vegetatieonderzoeker Schaminée, die doceert aan de universiteiten van Wageningen en Nijmegen.
„Planten als kievietsbloem, muurbloem en karwij staan als ”ernstig bedreigd” op de bekende Rode Lijst. Tot die categorie behoren nu 71 soorten. Tel je daar de planten met de status ”bedreigd” of ”kwetsbaar” bij, dan is het zonneklaar dat er dringend wat dient te gebeuren.”
De Nationale Zadencollectie moet het tij keren. Schaminée presenteert zijn idee eind deze maand in Nijmegen tijdens een symposium van de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen. Niels Eimers, de coördinator van het project Levend Archief, heeft inmiddels zaden van 25 bedreigde soorten verzameld. Om de kiemkracht na tien tot vijftien jaar opslag te waarborgen, worden ze ingedroogd, vacuüm verpakt en ten slotte ingevroren. Indien gewenst, afhankelijk van de soort, worden zaden na een aantal jaren opgekweekt en vervangen door nieuwe.
Veel ruimte denkt Schaminée niet nodig te hebben. „Een gemiddelde werkkamer zal voldoende zijn. Bovendien concentreren we ons eerst op de bedreigde en kwetsbare soorten. Het is niet direct nodig om zaden op te slaan van straatgras en madeliefje. Daarvan groeit er genoeg.”
De collectie krijgt vermoedelijk twee opslagplaatsen, aldus Eimers: „Nijmegen en Wageningen. Het verzamelde materiaal ligt dan te allen tijde veilig, mocht er op een van de locaties iets misgaan.”
Nooit meer terug
Het veilig stellen van inheemse plantensoorten is het voornaamste doel van de zadenbank. Schaminée: „De flora in Nederland staat onder druk, onder andere door uitbreidingsplannen, intensieve landbouw en klimaatverandering. Zaagblad, zomerschroeforchis en gevlekt biggenkruid zijn hier al uitgestorven. Die krijgen we nooit meer terug, we hebben er geen zaden van. Verdwenen soorten kunnen we soms vanuit het buitenland opnieuw introduceren, maar of je dan dezelfde variëteit hebt, valt te betwijfelen.”
Sommige zeldzame planten groeien maar op enkele plaatsen en die plekken worden vaak ook steeds kleiner, weet de initiatiefnemer. „Om te voorkomen dat we ze de komende jaren in Nederland kwijtraken, gaan we daar zaden van oogsten, zodat we indien nodig genetisch identiek materiaal kunnen terugbrengen.”
Coördinator Eimers: „Bedreigde planten zijn bijvoorbeeld ook kleine schorseneer, heidezegge en witte waterranonkel en akkeronkruiden als wilde weit, smalle raai en naaldenkervel. Zo kun je wilde weit, op een paar zeer kleine uitzonderingen na, alleen nog maar aantreffen op de Kunderberg in Zuid-Limburg.”
De zadencollectie behoedt ook de regionale variëteiten in de Nederlandse wilde flora. „Planten passen zich altijd aan lokale omstandigheden aan en vertonen dus geografische verschillen. De blauwe knoop die in Limburg te vinden is, is anders dan de blauwe knoop die op de Waddeneilanden groeit”, aldus Schaminée.
Van een groot aantal zeldzame soorten zal onvoldoende materiaal kunnen worden verzameld op de plaatsen waar ze nog in het wild groeien, verwachten Schaminée en Eimers. „Om toch genoeg te hebben voor herintroductie gaan we op geschikte plekken speciale zaadhofjes inrichten, waar kwekers de beschikbare zaden gaan vermeerderen. Botanische tuinen gaan ons daarbij helpen. Iedereen kan dan in die tuinen zien wat we beogen.”
Met natuurbeheerders als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Nationale Park De Hoge Veluwe wordt volop samengewerkt. „De soorten waarvan we zaad verzamelen staan vaak op hun terreinen”, verklaart Schaminée. „Hun natuurgebieden willen we ook benutten om zaden weer in op te kweken. Een soort gedijt immers goed op die plekken en kan daarom soms beter daar worden opgekweekt dan in kassen.’’
Voedselgewassen
Levend Archief en de Nationale Zadencollectie stimuleren de toepassing van inheems genetisch plantenmateriaal in openbaar groen en bij particulieren. „Als het allemaal lukt, gaan zaden van meer algemene soorten gebruikt worden in mengsels voor bermen, dijken en akkerranden in de regio waar ze voorkomen. We zien liever inheemse soorten groeien dan allerlei maffe planten die hier vanouds niet voorkwamen, zoals de zonnebloem en de roze korenbloem. Bolderiken die veel hoger en forser zijn dan de inheemse soort, doordat het zaad uit Zuid-Duitsland is gehaald, horen hier evenmin thuis.”
De zadencollectie kan verder waardevol zijn voor voedselgewassen. Schaminée: „Die zijn soms heel gevoelig voor ziektes of insectenplagen. Ze zijn dan hooguit nog met gifstoffen te redden. Als we voedselgewassen terugkruisen met de wilde variëteit van dezelfde soort, zoals de suikerbiet met de strandbiet, kunnen zij resistentie terugkrijgen en weer gebruikt worden. Strandbiet is echter nauwelijks nog te vinden. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld wilde kool. Mochten deze planten verdwijnen, dan is terugkruisen met inheems materiaal niet langer mogelijk. Hierin is het Centrum voor Genetische Bronnen in Wageningen een belangrijke partner.”
Tal van universiteiten en natuurorganisaties zijn bij de plannen betrokken. Al deze partijen hebben volgens Schaminée en Eimers één gezamenlijk doel. „Het behouden van biodiversiteit in Nederland. Dat er ergens een enkele plant verdwijnt is nog niet zo erg. Als echter op een plek meer plantensoorten niet meer groeien, zullen insecten daar onvoldoende nectar vinden. Met de zadenbank kunnen we dus indirect dus ook het verlies van insectensoorten voorkomen.”