Terugblik op de hogere burgerschool, de „beste school van Nederland”
„Wij gaan krachten en instellingen in het leven roepen, die het intellectuele en het praktisch voortbrengend vermogen van de kern des volks moeten verhogen.” Met deze woorden verdedigde Thorbecke, de bekende liberale staatsman uit de negentiende eeuw, op 1 mei 1863 in de Eerste Kamer zijn wetsvoorstel over het middelbaar onderwijs.
Het voorstel van Thorbecke had de oprichting van de hbs als doel. Die school zou volgens hem een grote en blijvende weldaad zijn voor het land. Nederland moest hervormen en moderniseren en daar paste meer bij dan alleen het gymnasium. Praktisch toepasbare vakken stonden centraal. Hbs-leerlingen, in de negentiende eeuw hoofdzakelijk jongens, zouden in het zich ontwikkelende Nederland belangrijke posities in moeten nemen.
Het wetsvoorstel werd aanvaard en de hogere burgerschool kon van start gaan. Roelof Bouwman en Henk Steenhuis hebben over die school een boek geschreven waarin ze terugblikken op de „beste school van Nederland.” Het boek bevat veel wetenswaardigheden en laat tevens zien dat er op onderwijsgebied in de loop van de jaren heel wat veranderd is.
Het succes van de nieuwe school was groot. Een behoorlijk deel van de gediplomeerden stroomde door naar de universiteit en rondde de studie in verreweg de meeste gevallen met succes af. Het niveau van de hbs was hoog. Als een leerling naar de hbs wilde, moest hij een toelatingsexamen afleggen. De kandidaat moest over een grote parate kennis beschikken. Een vraag uit het toelatingsexamen aardrijkskunde uit 1937 ging over de rivieren en de daarbij behorende havenplaatsen. De leerlingen van klas 6 moesten de namen van vijftien rivieren overschrijven, waaronder de Taag, Newa, Weichsel en Ganges, en daarachter de naam van de havenplaats aan de monding. De schoolloopbaan werd afgesloten met een pittig examen. In het boek zijn daar voorbeelden van opgenomen. Bij het doorlezen ervan valt op hoe de manier van examineren veranderd is.
Ortega y Gasset
In een boeiend hoofdstuk geven de auteurs inzicht in het niveau van docenten. Ze noemen dat hoofdstuk ”De kloof”, met als ondertitel: ”Sommige leraren waren wel érg goed”. Onbevoegde docenten kende men vrijwel niet. Tegenwoordig zou men zeggen dat een behoorlijk aantal leraren overgekwalificeerd was. Zo publiceerde de wiskundeleraar Belinfante in binnen- en buitenlandse vaktijdschriften. Brouwer was bekend om de vertaling vanuit het Spaans in het Nederlands van het klassieke boek ”Opstand der horden” van Ortega y Gasset. Daarnaast had deze gepromoveerde docent een aantal boeken over Spanje op zijn naam staan. De voorbeelden zijn illustratief voor wat de schrijvers relicten uit andere tijden noemen. Ze wijzen tussendoor op de moeite vandaag de dag om bevoegde docenten te krijgen.
De jaren die jongeren op de hbs doorbrachten, waren belangrijk voor hun verdere leven. Het ging niet alleen om kennis. In de sfeer die de hbs kenmerkte, leerden ze meer. Gerrit Zalm, oud-minister van Financiën en topman bij ABN AMRO, vertelde dat hij op de Rijks-HBS in Enkhuizen een stuk zelfverzekerder was geworden. Cabaretier Freek de Jonge haalde pas na negen jaar zijn diploma. Hij werd, zo zei hij, geholpen door leraren en kreeg inzage in zijn eindexamen. Oud-minister en voormalig Eurocommissaris Neelie Kroes haalde haar diploma op de eerste christelijke hbs in Rotterdam. Ze moest iedere week een Bijbeltekst uit haar hoofd leren. Daarnaast werd er gezongen en gebeden. Vloeken was streng verboden, zo herinnert ze zich. De godsdienstige vorming was echter niet aan haar besteed: „Ik was al niet zo van het geloof en op deze school is dat er niet beter op geworden.”
Het boek gaat ook in op contacten tussen jongens en meisjes. In de leeftijd tussen ongeveer 12 en 18 jaar is het niet vreemd dat er wederzijdse belangstelling ontstaat. Soms lees je wel erg openhartige dingen. Andere zijn grappig, zoals de eerste contacten van Maarten Spanjer, die verliefd was op een meisje van de Pius-mms.
Met de komst van de Mammoetwet verdween de hbs. Bouwman en Steenhuis gaan uitgebreid in op de periode tussen 1945 en de aanvaarding van die wet. Veel was er in beroering. De sfeer en de cultuur van voor de Tweede Wereldoorlog keerden niet terug. Het was nodig dat op gebieden waar dat eerder niet hoefde, werd opgetreden: „De kleding van de leerlingen is een bron van zorg. De directeur wil in het schoolreglement laten opnemen dat leerlingen behoorlijk gekleed op school moeten komen. In het verlengde daarvan zijn er problemen met de haardracht van sommigen.”
Op een andere hbs ondernam de leiding actie tegen leerlingen die met een schoudertas naar school kwamen en hun bekende schooltas thuis lieten. In deze turbulente tijd ontstond er niet alleen spanning tussen leiding en leerlingen. Er waren ook conflicten tussen behoudende besturen en directies enerzijds en docenten die een andere koers wilden inslaan anderzijds. In Delft mocht een docent natuurkunde niet mee op werkweek in verband met zijn „nogal extreme linkse maatschappijbeschouwing.” Een scheikundedocent had tijdens de lessen gesproken over seksualiteit. Toen Burgemeester en Wethouders ervan hoorden, werd hij onmiddellijk geschorst.
In dit opzicht geeft het boek een beeld van de tijd waarin initiatieven werden genomen om reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs op te richten. Die scholen waren geen hogere burgerscholen. De genoemde Mammoetwet was in 1963 aanvaard, dus de nieuw opgerichte scholen vielen onder die wet.
Nadagen
De sfeer van de nadagen van de hbs laten spanningen zien. Mensen verstonden elkaar niet meer, ze zaten op een verschillende golflengte. De verbinding tussen besturen en personeel en ouders verzwakte. Als er dan geen gemeenschappelijke basis is, kan een school snel van kleur verschieten.
Daarom is het een voorrecht dat mensen die betrokken zijn bij het reformatorisch onderwijs die basis samen wel hebben. De Bijbel en de gereformeerde belijdenis vormen een krachtige binding. Daarop zijn alle betrokkenen aanspreekbaar. Binnen die kaders kunnen er verschillen zijn. Dan is het goed om de woorden van oudvader Witsius ter harte te nemen: „Eenheid in het noodzakelijke, vrijheid in het niet-noodzakelijke, in beide voorzichtigheid en liefde.”
Boekgegevens
”Wij van de HBS”, Roelof Bouwman en Henk Steenhuis; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 290 9131 2; 271 blz.; € 19,99.