Binnenland

Bewegen als scheppingsgave

Kan een christen verantwoord sporten? Ja, zeggen de gymleraren Wim Liefting en Nico Schaddelee volmondig. Tevreden constateren zij dat hun vak op reformatorische scholen steeds meer meetelt. Maar sport en spel in de privé-sfeer blijven een taboe. Dat begrijpt het duo niet. „Bewegen is een scheppingsgave. Waarom zou je wel als hobby mogen orgelspelen, maar niet hardlopen of tennissen?”

Evert van Dijkhuizen
1 March 2002 07:15Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

Liefting (46) geeft les op de Jacobus Fruytierscholengemeenschap in Uddel, Schaddelee (45) op het Van Lodensteincollege in Amersfoort en Kesteren. Beiden haalden kortgeleden -op kosten van de school- hun eerstegraadsbevoegdheid voor bewegingsonderwijs, zoals het vak tegenwoordig heet. Op het lesrooster staat echter nog steeds lichamelijke opvoeding, maar daarvan zegt Schaddelee: „Ik voed het lichaam niet op, ik geef onderwijs in bewegen.”

Voor hun studie maakten Liefting en Schaddelee elk een scriptie. Liefting onderzocht de relatie tussen bewegingsonderwijs en sport, Schaddelee keek „met een reformatorische bril” op naar spel en sport. Ze concluderen dat spel en sport in de gereformeerde gezindte nog steeds omstreden zijn, ook al is het doel louter ontspanning, de sfeer verantwoord en de zondag er niet mee gemoeid.

De gymdocenten geven twee prikkelende voorbeelden. Liefting, hervormd: „Ik mag graag op zaterdagmorgen hardlopen in de bossen bij Putten, mijn woonplaats. Toen ik jeugdouderling werd, zag ik sommige mensen bedenkelijk kijken. Kan dat wel, een ouderling in sportbroek?” Schaddelee, lid van de gereformeerde gemeente in Barneveld: „Het komt voor dat mensen gezellig met elkaar een avond in de week volleyballen en dat iemand ineens afhaakt omdat hij kandidaat staat als kerkenraadslid. Want ja, dát kan toch eigenlijk niet.”

Krampachtig
Ook gewone kerkleden hebben met het taboe op sport en spel te maken, zegt Schaddelee. „In sommige gemeenten kunnen jongeren geen belijdenis doen als ze lid zijn van een sportvereniging. Ik ken een jongen die door zijn kerkenraad werd gevraagd te stoppen met het organiseren van volleybalavonden met gelijkgezinden omdat dit in strijd zou zijn met het volgen van belijdeniscatechisatie.”

Van die krampachtigheid, het afwijzen van sporten in eigen sfeer, snappen Liefting en Schaddelee steeds minder. „Op school proberen we van ons vak iets moois te maken. Daar krijgen we gelukkig alle ruimte voor. De leerlingen doen volleybal, zaalvoetbal, korfbal, handbal, noem maar op. We stimuleren ze, maken ze enthousiast. Ze komen buiten de school en dan zijn al die spelen ineens iets wat eigenlijk niet hoort, niet mag. Sommigen zeggen zelfs: Als God een mens bekeert, dan heeft-ie geen behoefte meer aan sport en spel. Daarmee worden sport en spel volstrekt ten onrechte als zondige dingen bestempeld.”

Schaddelee citeert in zijn scriptie twee kerkbodes uit de rechterflank van de gereformeerde gezindte -het kerkblad van een aantal Zeeuwse gereformeerde gemeenten en van de oud gereformeerde gemeente te Hardinxveld-Giessendam- waarin het lidmaatschap van een sportvereniging zonder meer wordt veroordeeld. De sfeer op een sportvereniging is werelds, kerkelijke jongeren ontmoeten er verkeerde vrienden, het gaat allemaal om eer en roem, zaterdagsport is een opstapje naar zondagsport en het begint met ontspanning, maar eindigt met verdwazing, zo redeneert men.

Geweten
Genuanceerdere geluiden kwam Schaddelee tijdens zijn onderzoek ook tegen. Een Mivo-schets van de Jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten en een brochure van de SGP-Jongeren over sport wijzen uitvoerig op de gevaren die aan het lidmaatschap van een sportvereniging kleven, maar laten de beslissing uiteindelijk over aan de christelijke vrijheid van het geweten. Als alternatief wijzen zij op het samen met andere kerkelijke jongeren sporten in een zaal, maar ook deze suggestie is omstreden.

Treffend vat Schaddelee de sterk verschillende opvattingen over sport en spel in de gereformeerde gezindte samen: „Tegenover de ouders die hun dochter om principiële redenen niet laten meedoen met de gymles staat de SGP-burgemeester die zaterdagsport steunt”, daarmee doelend op mensen zoals Hardonk, Moree en Van Putten.

Eensgezind is de reformatorische kring in het afwijzen van topsport en zondagsport. Het probleem is, aldus Schaddelee, dat vaak alles wat met sport en spel te maken heeft, op één hoop wordt gegooid en veroordeeld. „Ik weet van een groep jongeren die een volleybaltoernooi wilde organiseren waarvan de opbrengst bestemd zou zijn voor een kerkelijke jeugdactie. Ze kregen de wind van voren. „We hebben geen behoefte aan sport, applaus en toejuiching”, zei de dominee.”

Ook dichter bij huis zou een dergelijk voorstel op problemen stuiten. Schaddelee: „Zolang ik op mijn school in de gymles voetbal is er niets aan de hand. Maar als de leerlingen na schooltijd op de sportvelden van de Van Lodenstein een wedstrijd zouden willen houden, dan zou de directie daar geen toestemming voor geven. Misschien niet eens omdat ze zelf bezwaren heeft, maar vanwege angst voor kritiek van ouders.”

„Vreemd eigenlijk”, zegt Schaddelees collega Wim Liefting. „Waarom mogen leerlingen bij economie en wiskunde wel met een landelijke wedstrijd meedoen, zoals op de Fruytier is gebeurd, maar bij gym niet met een voetbaltoernooi? In beide gevallen gaat het om de competitie, om het winnen. Ik zie geen verschil.”

Schaddelee: „In theorie zeggen velen in onze gezindte dat het geoorloofd is om te sporten, maar als het praktisch wordt ingevuld, staat de trein soms erg snel stil. De huiver voor het lid worden van een sportvereniging begrijp ik, maar als jongeren zelf actie ondernemen en iets buiten de verenigingssport op poten zetten, is er ook weerstand tegen. Dat vind ik jammer. Ik zou zeggen: stimuleer dat juist. En wat de sportvereniging betreft: je hebt nu eenmaal een tennisclub nodig om op een tennisbaan gezellig met anderen te kunnen spelen.”

Funsporten
Liefting constateert in zijn scriptie dat het bewegingsonderwijs op school onder sterke druk staat van de sportcultuur van buitenaf. „Leerlingen doen tijdens hun vakanties allerlei funsporten en zeggen dan op school: Jammer dat we dat niet in de gymles kunnen doen. Of ze vragen: Meneer, wanneer gaan we eens echt voetballen of volleyballen? Dat echt is in hun beleving: spelen volgens de regels van de wedstrijdsport.”

De Stichting Jeugd in Beweging probeert via de gymlessen op school jongeren aan het sporten te krijgen. Het aantal aanvragen voor gastlessen door sportscholen neemt toe en docenten bewegingsonderwijs worden ertoe opgeroepen meer aandacht te besteden aan populaire sporten, signaleert Liefting. Hij verzet zich tegen die tendens. „Bewegingsonderwijs heeft een pedagogisch vertrekpunt. Het gaat niet om de vraag: Waar worden sportclubs beter van? Maar: Waar worden de kinderen beter van?”

Net als Schaddelee onderzocht Liefting de opvattingen in reformatorische kring over sport en bewegingsonderwijs. Hij deed dat door tien jaargangen van het Reformatorisch Dagblad -van 1990 tot 2000- door te vlooien op deze onderwerpen. Liefting kwam een aantal „sterk waarschuwende” artikelen over topsport tegen, meestal naar aanleiding van grote evenementen zoals de Olympische Spelen en wereld- en Europese voetbalkampioenschappen. Daarnaast las hij een aantal „neutrale” artikelen over bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen in het bewegingsonderwijs.

„Het RD houdt de lezers voor dat een christen die ernst wil maken met zijn geloofsprincipes zich moet distantiëren van top- en beroepssport”, concludeert Liefting. „Door echter alleen in te haken op grote sportevenementen en daar kritiek op te geven, worden bewust of onbewust alle uitingen van de bewegingscultuur op één hoop gegooid. Er wordt in het RD weinig geschreven over sportuitingen die wel acceptabel zijn. Doordat ex-sporters worden opgevoerd die vanwege hun geloof braken met de sport wordt de indruk versterkt dat je je maar beter helemaal niet met sport kunt inlaten.”

Gezond
Ook interviewde Liefting voor zijn onderzoek twee predikanten: ds. C. J. Meeuse van de gereformeerde gemeente te Nunspeet en de hervormde ds. D. Heemskerk in Garderen. Zij delen de in het RD genoemde bezwaren tegen topsport. Tegelijk laten ze ruimte voor het recreatief bewegen als gezonde ontspanning.

Dat komt overeen met de uitslag van een enquête die Liefting hield onder 200 brugklasleerlingen van de Fruytier. Daarin geeft 95 procent aan het vak gym leuk en waardevol te vinden, dat laatste vooral vanwege het gezonde effect. Buiten school doet 29 procent van de leerlingen niets aan sport. Bij de overige 71 procent is voetbal het populairst, maar slechts 20 procent van de voetballers is lid van een vereniging. Ook individuele sporten zoals zwemmen en skeeleren worden veel beoefend. In totaal is nauwelijks een kwart van de ondervraagde leerlingen lid van een sportclub. Opvallend veel leerlingen (88 procent) vinden dat christenen net zo goed aan sport mogen doen als niet-christenen. Liefting: „Jongeren denken bepaald positiever over sport dan hun leidinggevenden.”

Broeken
Een nieuw fenomeen in het bewegingsonderwijs is de wettelijke verplichting om in klas 3 en 4 van het vmbo en de bovenbouw van havo en vwo de leerlingen met diverse sporten kennis te laten maken. Liefting onderzocht hoe de zeven reformatorische scholengemeenschappen die plicht uitvoeren en constateerde grote verschillen. „Om de twee uitersten te noemen: het Wartburg College in Rotterdam biedt de leerlingen maar liefst 23 verschillende sporten aan: van paardrijden tot snowboarden. De meeste worden verzorgd door sportverenigingen. Daartegenover staat de Gomarusscholengemeenschap in Gorinchem die tot nu toe niets heeft geregeld omdat men grote moeite heeft met het binnenhalen van de sportcultuur op school.”

Lieftings eigen school, de Fruytier, reageerde eerst afwijzend, maar gaf vervolgens eenmalig groen licht voor drie sportactiviteiten: mountainbiken, squash en fitness. De Van Lodenstein-leerlingen gaan één dag naar een sportcentrum in Nieuwegein, waar ze kunnen kiezen uit schaatsen, squashen en klimmen. Even dreigde het volgens Schaddelee nog mis te gaan. „Het schaatsen ketste af omdat een aantal meisjes dan een lange broek zou aantrekken. Door tussenkomst van een godsdienstleraar, zelf verwoed schaatsliefhebber, werd een compromis gesloten. De meisjes mogen nu schaatsen in de kleding die ze thuis bij deze activiteit gewend zijn.”

Vuist maken
Het zit Liefting niet lekker dat de scholen onderling zo verdeeld zijn over de verplichte sportoriëntatie. „Ik zou zeggen: steek de koppen bij elkaar en kom met één goed doortimmerd verhaal. Nu is er op de scholen in het westen van het land een ruim aanbod aan sportactiviteiten en in het midden en het oosten probeert men met een minimale inzet aan de wet te voldoen. Ik hoorde zelfs van een school die zei: Je hoeft de leerlingen niet zelf te laten sporten, je kunt ze ook een boekje geven waarin de sport beschreven staat. Maar dan handel je natuurlijk helemaal niet in de geest van de wet.”

Reformatorische scholen moeten zich niet laten leiden door angst voor kritiek van enkele ouders, vindt Liefting. „Ze moeten ook eens een vuist durven maken. Natuurlijk moet je altijd respect blijven houden voor mensen die om principiële redenen ergens niet aan mee kunnen doen. Maar het kan niet zo zijn dat vier of vijf ouders een wettelijk verplichte onderwijsactiviteit traineren.”

„Hetzelfde geldt voor ouders die hun kind om principiële redenen niet willen laten meedoen met de gymles”, zegt Schaddelee. „Op de Van Lodenstein hebben we de regel dat nieuwe leerlingen uit gezinnen die al ontheffing hadden, niet mee hoeven te doen, maar dat er geen vrijstelling aan anderen meer wordt gegeven. Het is dus een uitstervende groep.”

Bijbelse visie
Liefting en Schaddelee willen met hun scripties de gereformeerde gezindte helpen een bijbelse visie op sport en spel te ontwikkelen. Die visie is hard nodig, menen ze. „De argumenten die in de discussie gebruikt worden, moeten beter doordacht worden. Niet alle vormen van bewegen zijn fout. Er zijn massa’s jongeren in onze achterban die skeeleren. Daar zegt toch niemand iets van?”

Voor die bijbelse visie kan de in 1998 overleden prof. dr. C. C. F. Gordijn, destijds gepromoveerd op een studie naar bewegingsonderwijs en grondlegger van de Christelijke Academie voor Lichamelijke Opvoeding, bruikbare bouwstenen aandragen, menen Schaddelee en Liefting. „Gordijn worstelde ook al met de vraag of een christen verantwoord kan sporten. Helaas is zijn gedachtegoed in reformatorische kring nauwelijks bekend. Gordijn komt op grond van de Bijbel tot de opvatting dat het geoorloofd genieten van sport en spel een scheppingsgave is. Negatieve opvattingen over sport en spel komen volgens hem vaak voort uit een dualistisch mensbeeld: het lichaam is niet belangrijk, het gaat om de ziel. Dit is echter niet bijbels. Bewegen is een gave van God die we mogen ontwikkelen.”

Niet alleen op school, maar als het aan Schaddelee en Liefting ligt ook op een sportvereniging, mits je je daar als christen kunt gedragen. „Sportbeoefening mag niet je verhouding tot God schaden.” Als een gewoon kerklid mag sporten, zou een ambtsdrager dit dan niet mogen? vragen de gymleraren zich af. „Ja, als de dokter het voorschrijft, dan is het voor iedereen ineens geoorloofd. Er leven in onze kring op dit punt ambivalente gevoelens.”

De gymleraren pleiten ervoor een commissie in te stellen die over vragen en problemen rond sport en spel in reformatorische kring verder nadenkt. „Bewegen is waardevol voor het menselijk bestaan.” Maar zelfs zonder dat verheven doel kunnen sport en spel nog verantwoord zijn. „Gewoon om van te genieten”, zegt Liefting. „Zoals de Fransen dat doen als ze jeu de boules spelen. Heerlijk ontspannen, maar met een enorme brok techniek. Ze spelen om het spel.”

Dit is de eerste aflevering in een serie over sport en spel in de gereformeerde gezindte. Dinsdag deel 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer