Cultuur & boeken

Nicolle van den Hurk schrijft poëzie voor kinderen

Emoties, gevoelens en ervaringen. In de fraai uitgegeven kinderpoëziebundel ”Hemelsblauw” komen ze aan de orde. Van verdriet tot dwangmatigheid. Maar de hoofdtoon blijft luchtig.

Mariëlle Oussoren-Buys
24 October 2017 16:55Gewijzigd op 16 November 2020 11:47
Herfst. beeld Nicolle van den Hurk
Herfst. beeld Nicolle van den Hurk

Hij wekt meteen hoge verwachtingen, de dichtbundel ”Hemelsblauwe jas” die deze zomer bij uitgeverij Karmijn verscheen. Op het omslag van het op prentenboekformaat uitgegeven werk prijken lange mensenbenen, in zwartgrijze broekspijpen gehuld. Ertussen zie je een hemelsblauwe jas.

De blauwe jas hoort bij de moeder, blijkt in het gedicht ”Kwijt”. Daarin is de ik-figuur –die in bijna alle gedichten een rol speelt– zijn (of haar, dat blijft in het midden) moeder kwijt. „Ik heb me losgemaakt/ ben haar kwijtgeraakt/ en sta met bonkend hart/ tussen al die mensen/ al die benen./ Ze is verdwenen/ zonder mij.”

Het zal geen toeval zijn dat de uitgever (of de auteur, die tegelijk illustrator is) juist deze plaat koos als omslagillustratie. Je begrijpt als kijker meteen hoe het voelt om, in een veel te grote wereld, tegen alleen maar benen op te kijken. Met die kinderlijke en vaak frisse blik bekijkt de ik-persoon, die verder onbekend blijft, de wereld. In het gedicht ”Herfst” bijvoorbeeld, dat naadloos past bij de tijd van het jaar: „Laat blaadjes met rust/ houdt op met het klieren./ Wind, wat heb je met de bomen gedaan/ er hangt nu geen enkel blaadje meer aan.”

”Hemelsblauwe jas” is de eerste poëziebundel van prentenboekillustrator Nicolle van den Hurk. Ze werkte samen met onder anderen Ivo de Wijs, Erik van Os en Paul van Loon. Later schreef ze ook zelf diverse prentenboeken.

Schrijven voor kinderen is Van den Hurk dus niet vreemd – en dat merk je. Welk kind begrijpt niet iets van het gevoel van het kind dat zijn verjaardagscadeau, een knuffel, ontdekt en weer teruglegt („Morgen krijg ik je/ ingepakt”)? Of kan zich niet inleven in het gevoel van miskenning als ouders boos reageren op de prachtige tekeningen die hij maakte op de witte gangmuur („Maar mama raakte overstuur/ en papa kreeg het apezuur”)?

Van den Hurk kent de leefwereld van –zeg, in het geval van ”Hemelsblauwe jas”– kleuters en basisschoolleerlingen. Haar gedichten, twaalf in totaal, zijn een poging om in de hoofd van een kind te kruipen. Een kind dat nadenkt over dromen („In mijn dromen kan ik alles/ alles wat ik wil./ Fietsen zonder handen/ peulenschil”), over verdriet („Maar waarom heb ik tranen/ tranen van verdriet?”).

Het lukt haar dichtbij te komen, in ”Dwang” bijvoorbeeld, waarin de ik vertelt over het gevoel bepaalde dingen te moeten –de deur aanraken met de rechterhand, de stoeptegels tellen– omdat er anders iets ergs zal gebeuren. „Ik wil er graag mee stoppen/ met al die tijd die ik verdoe/ van al dat tellen/ al dat moeten/ word ik zo ontzettend moe.” Wanneer een kind na het lezen van zo’n gedicht zegt: Hé, dat heb ik ook weleens, dan is dat prachtig.

De keerzijde is dat er gedichten zijn die maar met moeite uitstijgen boven het niveau van het kind zelf. „Maar het was al gebeurd/ en de merel had pech” klinkt het, als een kat in het gedicht ”Merel” een vogel te pakken krijgt. Of neem ”Lekker eten”. Dat gedicht bestaat uit een opsomming van maar liefst zeventien regels over wat de ik-persoon graag zou willen eten („Wat eieren, een stuk of tien/ twee peren en een appelsien”), gevolgd door de weinig verrassende wending: „Zegt mama: „Wacht jij eens even/ ik vind dat érg overdreven!”.” Er zullen heus kinderen zijn die plezier beleven aan zo’n dwaze opsomming, maar met een gedicht wil je liefst méér dan dat.

Boekgegevens

Hemelsblauwe jas, Nicolle van den Hurk; uitg. Karmijn, Elburg, 2017; ISBN 978 94 921 6814 6; 26 blz.; € 14,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer