Aanklacht wegens marteling
Twee Amerikaanse bedrijven die vertalers en ondervragers hebben geleverd aan de Amerikaanse bezettingsmacht in Irak, zijn aangeklaagd wegens „marteling en mishandeling” van Iraakse gevangenen. Het gaat om het bedrijf Titan Corporation in San Diego (Californië) en CACI International in Arlington (Virginia).
Namens een groep Iraakse oud-gevangenen beschuldigt advocaat Susan Burke uit Philadelphia (Pennsylvania) beide organisaties van „stuitende praktijken” die bedoeld waren om informatie van gevangenen los te krijgen. Hiermee hoopten beide bedrijven volgens Burke meer overheidscontracten in de wacht te slepen. De aanklacht van Burke wordt ondersteund door het Center for Constitutional Rights (Centrum voor Grondwettelijke Rechten) in New York.
Burke noemt drie daders in haar aanklacht. Adel Nahkla van Titan en Stephen Stefanowicz en John Israel van CACI. Dit drietal heeft meegedaan aan verkrachtingen van gevangenen en aan het slaan van gevangenen; in één geval werd een gevangene gedwongen het martelen van zijn eigen vader bij te wonen. De vader overleed later aan zijn verwondingen.
Een woordvoerder van Titan noemde de aanklacht woensdag „onterecht.” CACI heeft nog niet gereageerd op de aanklacht.
De Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) beschuldigt de regering-Bush ervan een klimaat gecreëerd te hebben waarbinnen de mishandeling en marteling van gevangenen in Irak, in Afghanistan en op de Amerikaanse basis Guantanamo Bay op Cuba mogelijk werden. „De mishandelingen die aan het licht zijn gekomen, waren geen misdragingen van enkele individuen, maar werden mogelijk gemaakt doordat de regering meende dat Amerikaanse en internationale wetgeving voor haar niet gold”, aldus HRW-directeur Kenneth Roth, die woensdag in New York een uitgebreid rapport presenteerde.