Allesbinder meer dan ooit nodig in coalitie
Oud-CDA-politica Gerda Verburg hield wel van een grapje. Op 22 februari 2007, de dag waarop het kabinet-Balkenende IV werd beëdigd, deelde de kersverse minister van Landbouw aan haar medebewindslieden zakjes allesbinder uit. „Zo, dat zullen we komende jaren hard nodig hebben”, lichtte zij haar daad met een grijns toe.
Verburg was geen groentje in de politiek. Zij besefte dat er weliswaar een keurig regeerakkoord lag dat door de fracties van CDA, PvdA en CU was ondertekend, maar dat papier geduldig was. Waar het vanaf nu op aankwam, was of er tussen de drie partijen voldoende chemie bestond om de komende jaren eendrachtig de handen uit de mouwen te kunnen steken.
Ook nu is het weer gelukt een regeerakkoord tot stand te brengen. Dat is een prestatie. Tegelijkertijd lopen we in Nederland het gevaar het belang van zo’n akkoord te overschatten. Zeker, goede afspraken vooraf zijn in elke relatie belangrijk. Toch geldt dat een regeerakkoord, dit keer bestaande uit 55 dichtbedrukte A4’tjes, slechts een papieren werkelijkheid is.
Of de nieuwe coalitie de komende jaren stabiel, daadkrachtig en effectief kan regeren, hangt vooral af van hoe goed de vier partijen in staat zijn om met nieuwe ontwikkelingen en met onverwachte incidenten om te gaan. Kunnen zij die hanteren vanuit een basis van voldoende onderling vertrouwen en vanuit een gezamenlijk gevoelde missie?
Verburg deelde tien jaar geleden zakjes allesbinder uit. Zulke zakjes zijn anno 2017 eerder meer dan minder nodig. Vormden CDA, PvdA en CU destijds nog een min of meer logische combinatie, met het christelijk-sociale gedachtegoed als cement, de huidige coalitie van vier partijen bevat behalve een aantal overeenkomsten vooral veel onderlinge verschillen en interne spanningen tussen radicaal verschillende levensvisies.
Neem alleen al het thema van de medische ethiek. Met name bij de afspraken die op dit terrein gemaakt zijn, hangt alles af van de vraag hoe coalitiepartijen hier de komende jaren mee omgaan. Gaan zij de procedure die is overeengekomen (eerst de medisch-wetenschappelijke noodzaak van nieuwe stappen onderzoeken, dan de ethische dimensie in kaart brengen en vervolgens kijken of er voldoende maatschappelijke discussie heeft plaatsgevonden) werkelijk en consequent in praktijk brengen? Zo ja, hoeveel tijd gaat dit vervolgens kosten? En kan met name D66 hiervoor het geduld opbrengen, ook als dit betekent dat er op dit terrein de komende vier jaar geen praktische stappen worden gezet? Tot slot: kan de ChristenUnie het dragen als er ná deze procedurele stappen druk ontstaat om toch tot verruiming van wetgeving over te gaan?
Dat zijn de spannende vragen die vanaf nu gaan spelen. Als kiezer moeten we het uit handen geven. Wij hebben ons, een halfjaar geleden al, via de stembus uitgesproken. Nu is het aan de verantwoordelijke politici: christenen en niet-christenen. Die zich, ook bij het uitvoeren van het regeerakkoord en bij het dealen met incidenten, „gesteund mogen weten door het besef dat velen hen wijsheid toewensen en om kracht en Gods zegen voor hen bidden.”