Duitse theoloog Eugen Drewermann: Rome moet Luther toelaten
Het rooms-katholicisme kan alleen christelijk worden wanneer het eindelijk de reformatorische inzet van Luther door de poorten van de Sint-Pieter binnenlaat, stelt de Duitse theoloog en psychotherapeut Eugen Drewermann.
„Het zou mooi zijn als we een paus hadden die zei: Ik ga naar Luther toe. Wij hebben hem verloochend, wij hebben hem verketterd”, zegt hij in de nieuwe publicatie ”Luther wollte mehr” (Verlag Herder, Freiburg). Daarin gaat de Duitse auteur Jürgen Hoeren met Drewermann in gesprek over tal van onderwerpen op het terrein van kerk, geloof en samenleving. Vrijdag was de bekende theoloog en ex-priester –mede vanwege de verschijning van dit boek– te gast bij de Studiekring Drewermann Nederland in Ede.
Gerechtvaardigd
Volgens Drewermann is de centrale visie van Luther dat de mens door God „onvoorwaardelijk is aangenomen en gerechtvaardigd.” De kern van het lutheraanse denken en de praktische gevolgen daarvan verdienen het om opnieuw ontdekt te worden: theologisch, antropologisch, psychologisch.
Aanvankelijk verwachtte Luther een hervorming van de kant van de paus, stelt de Duitse theoloog. „De aflaat was een zonde die de paus nooit kon willen.” Toen hem duidelijk werd dat de paus dit afwees om echt paus (leider van de kerk) te zijn, werd hij in Luthers ogen tot antichrist en Rome tot de hoer van Babylon. „De Roomse Kerk werd een on-kerk, waarin niets meer te veranderen was. Daar helpt geen Reformatie meer, maar een nieuw begin.”
Het is volgens Drewermann historisch niet fair om de mens Luther te verwijten dat hij aan het begin van de zestiende eeuw niet op de nieuwe kentering van zijn tijd met een gesloten systematische beschouwing kon antwoorden. „Hij heeft het, van geval tot geval, op meerdere plaatsen gedaan, waarbij zijn biografie niet in 1517, maar in het jaar 1521 op de Rijksdag in Worms op zijn toppunt kwam. Daar bereikte de hele reformatorische aanloop zijn hoogtepunt.”
Geloof contra instituut
Drewermann plaatst de persoonlijke insteek van het protestantisme tegenover het objectieve instituut van de Rooms-Katholieke Kerk. Rome spreekt met unaniem gezag: Rome ‘heeft’ het leerambt, het pausdom, en vertegenwoordigt het objectieve.
Daartegenover staat het protestantse beginsel: de waarheid moet geleefd worden in de enkele persoon. Terwijl de rooms-katholiek het accent legt op de geloofsinhoud, zoals onder meer verwoord in het kerkelijk dogma, vat de protestant het geloof op als de betrekking van een persoon tot een persoon, in plaats van een band tussen het intellect en de leer.
Drewermann verwijst naar de Duitse filosoof Hegel, die gesteld heeft dat het Romeinse rechtsbegrip –dat weer veel invloed had op de Rooms-Katholieke Kerk– grote waarde hecht aan de ordening van het uiterlijke. „Het individu is losgemaakt van de objectieve wetgeving. Men eist correct gedrag, maar geen innerlijke overeenstemming met de inhoud van de wetten. Dat kan ontaarden in pure aandacht voor uiterlijke aansturing, een gehoorzaamheid die afgedwongen wordt door angst.” Met instemming citeert Drewermann de rooms-katholieke dissident Hans Küng: „De Katholieke Kerk kan alleen katholiek zijn, als ze ophoudt rooms te zijn.”
Luther vond in zijn angst en besef van schuld troost die hij in de Bijbel ontdekte, aldus Drewermann. „Wat niet innerlijk, persoonlijk en existentieel is, kan voor Luther niet de waarheid van God zijn. De reformatoren wilden meer dan een ritueel, zij wilden geloof als levenswerkelijkheid.” Daarmee hebben zij volgens Drewermann wel de eenzaamheid van het individu vermeerderd: er is alleen nog maar de enkeling voor God.
Lund
Ondanks zijn kritiek op de Rooms-Katholieke Kerk is Drewermann enigszins optimistisch gestemd richting de toekomst. Naar aanleiding van de vorig jaar gehouden ontmoeting tussen Franciscus en lutherse leiders in het Zweedse Lund constateert hij dat de paus met zijn voortdurende spreken over de barmhartigheid de kerninhoud van Luthers Reformatie weergeeft. Dit is volgens Drewermann de kern van wat Luther bedoelde: „God mag niet langer een bron van angst en uitbuiting van de mens met zijn zielenangsten in een klimaat van uiterlijkheid zijn. God is een grond van vertrouwen tegenover elke macht in kerk en staat, wat een aanmoediging is om zichzelf te zijn en voor zichzelf te staan.”