In deze tekst zien we een gunstige bewaring van een gering overblijfsel van de verkiezing. Het zucht over Jeruzalems gruwelen in de dagen van onze profeet. Het is een voorzienigheid en een bewaring die de Heere nu nog oefent over zijn kinderen, die zich niet besmet hebben met de gruwelen van hun vervallen tijd. Gelukkig is het volk dat onder zo’n bewaring is getekend met een teken van het Lam aan het voorhoofd. Met andere woorden: De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uw Schaduw aan uw rechterhand, (Psalm 121:5).O, wat moest het ons niet gaande maken om tot die gelukkigen te behoren, die als Jezus’ eigendom met het merk van Zijn Geest verzegeld zijn tot de dag der verlossing. Wat moest dat u, kind des Heeren, toch doen zuchten en uitroepen over al de gruwelen die ook gedaan worden in het midden van ons christendom. Was het ooit nodig, nu is het zeker nodig.

Wij beleven dagen van zonden, niet slechts van algemene zonden, maar van grove zonden. Ja, het zijn zonden die we gruwelijk zullen noemen. Weet iemand wel een zonde op te noemen die onder de heidenen werd gedaan en die niet ook in Nederland wordt beoefend, ja, in hoge mate? De huizen in Nederland zijn vol zonde en bedrog. O, wat moeten we dan de klaagzang van Ezechiël over Jeruzalem ook niet over ons Nederland opzenden

J. Barueth, predikant te Dordrecht (Boetbazuin geblazen in Neêrlands kerke, 1748)