Utrecht mist grip op jonge criminelen
De aanpak door politie en justitie van de harde kern van criminele jongeren in de regio Utrecht levert vrijwel niets op. Dat blijkt uit de eindrapportage van de projectgroep Heldere Aanpak harde Kernjongeren (HAK).
De onderzoekers volgden een groep van 44 jonge veelplegers. Slechts een van hen beterde zijn leven omdat hij een serieuze relatie aanging met een meisje en niet als gevolg van de aanpak door justitie, stelden de onderzoekers vast.
De projectgroep HAK werd in 2002 opgericht als samenwerkingsverband tussen politie, openbaar ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, reclassering, Bureau Jeugdzorg en enkele gemeenten. Doel was door betere onderlinge samenwerking adequaat en tijdig te reageren op strafbaar gedrag van jongeren tot 25 jaar.
Uit de eindrapportage blijkt dat de jeugdige veelplegers vaak ongrijpbaar zijn. Ze worden weliswaar geregeld aangehouden, maar het strafrechterlijk bewijs tegen hen kunnen politiemensen doorgaans moeilijk leveren. Bovendien ontkennen de veelplegers consequent alles, zelfs als ze op heterdaad zijn betrapt. Als ze wel bekennen, doen zij dat vaak om met meer overtuiging een ander feit te kunnen ontkennen, aldus de onderzoekers. Ook blijken zij over veel juridische kennis te beschikken en in staat te zijn strafzaken te frustreren.
Wat de onderzoekers verder opviel was de respectloze houding ten opzichte van het gezag. Ze stelden vast dat de veelplegers grof in de mond, intimiderend en beledigend waren tegen verbalisanten, soms juist tegenover vrouwelijke politiemensen. Zelf geven de jongeren vaak aan dat ze met respect willen worden behandeld, aldus de eindrapportage.
De onderzoekers constateren verder dat de jeugdige veelplegers goed in staat zijn hulpverleners of reclasseringsmedewerkers te misleiden. Ze doen alsof alles goed gaat, maar gaan ondertussen door met hun criminele activiteiten.
De onderzoekers hebben een lange lijst met aanbevelingen opgesteld. Zo pleiten ze ervoor meer te investeren in het (arbeidsintensieve) bewijzen van criminele feiten. Ook moet er iets worden gedaan aan de scheiding tussen het jeugd- en het volwassenenrecht om te voorkomen dat een jongere, als hij voor het eerst als volwassene voor de rechter staat, als een ”first offender” wordt berecht. Verder noemen de onderzoekers in het rapport een goede informatie-uitwisseling tussen de instanties cruciaal.