Het Nobelprijzen-seizoen is weer begonnen
Het is weer oktober en dus weer tijd voor de jaarlijkse toekenning van de Nobelprijzen. Maandag wordt de eerste in de reeks bekendgemaakt, die voor geneeskunde.
De prijzen zijn genoemd naar de rijke Zweedse industrieel Alfred Nobel die zijn hele vermogen naliet aan de Nobelstichting. Aanvankelijk waren er vijf prijzen te verdelen: voor geneeskunde, natuurkunde, scheikunde, literatuur en vrede. Daar kwam in 1968 economie bij.
Vanaf de eerste uitreiking in 1901 zijn 579 Nobelprijzen toegekend aan 911 mensen. Een derde van de laureaten werd geboren in de Verenigde Staten. Winnaars uit Zweden, Noorwegen en Denemarken hebben gezamenlijk meer prijzen in de wacht gesleept dan alle laureaten uit Japan, China en India bij elkaar.
Zes mensen aan wie een Nobelprijs was toegekend hebben die geweigerd. Jean-Paul Sartre (literatuur) en de Vietnamese vredesonderhandelaar Le Duc Tho deden het uit vrije wil. De Vietnamees weigerde in 1973 zijn Nobelprijs voor de Vrede te delen met de Amerikaanse minister Henry Kissinger. Adolf Hitler verbood drie Duitse winnaars de prijs te accepteren en de leiders van de Sovjet Unie deden dat bij de schrijver Boris Pasternak.
De jongste winnaar tot nu toe was de zeventienjarige Malala Yousafzai (vrede, 2014) uit Pakistan. De oudste was de in Rusland geboren Amerikaan Leonid Hurwicz (economie, 2007) die negentig was.
Sinds 1901 hebben 48 vrouwen een Nobelprijs gewonnen. Een van hen was de Pools-Franse schei- en natuurkundige Marie Curie. Zij kreeg de prijs twee keer: Voor ratuurkunde in 1903 en die voor scheikunde in 1911.
Tot nu toe hebben negentien in Nederland geboren personen een Nobelprijs gewonnen. Ben Feringa was in 2016 (scheikunde) de laatste. De enige categorie waarin Nederland ontbreekt is literatuur. Willem Kloos, J. C. Bloem, Frederik van Eeden, Henriette Roland Holst en Simon Vestdijk waren wel genomineerd.
Aan de Nobelprijs is een - dit jaar verhoogd - bedrag van ongeveer 940.000 euro verbonden.