Die trage formatie? Dat zijn wij
Premier en VVD-leider Rutte zit nooit om woorden verlegen. Toen hem op Prinsjesdag gevraagd werd waarom de formatie zo lang duurt, had hij zijn antwoord meteen klaar. „Jawel, het lijkt op dit moment allemaal wat traag te gaan. Maar weet u, die traagheid van nu zal straks toch een voordeel blijken te zijn. Want als we voor de nieuwe coalitie nu een degelijk fundament leggen, kunnen we straks met des te meer vaart van start gaan.” Met zijn eigen variant van de gelijkenis van de wijze en dwaze bouwer had Rutte zich er weer mooi uit gered.
Ondertussen blijft de vraag staan of deze formatie toch niet wat sneller had gekund. En ook de vraag wiens schuld het is dat het maar niet opschiet.
Minister Schippers (VWS) wist het op Prinsjesdag wel. Het komt allemaal doordat er zoveel kleine partijen zijn, meende de bewindsvrouw. Daardoor dreigt het land onbestuurbaar te worden.
Mmm, zou het? We weten toch allemaal dat toen in 2010 het kabinet-Balkenende IV viel, de oorzaak van alle ellende het geruzie tussen de grote partijen CDA en PvdA was? En dat juist de kleinste coalitiepartij, Rouvoets ChristenUnie, zich het vuur uit de sloffen liep om de boel bij elkaar te houden?
En welke partijen hielden de achterliggende jaren het kabinet-Rutte II in de benen, toen dit door een gebrek aan steun in de Senaat dreigde vast te lopen? Inderdaad, aanvankelijk onder meer een kleine partij als GroenLinks met het Kunduz-akkoord. Later, via diverse andere akkoorden, naast de middelgrote partij D66 ook de kleintjes ChristenUnie en SGP.
Maar wat is dán de oorzaak van de traagheid van deze formatie? Er zijn in elk geval drie factoren. In de eerste plaats kunnen we naar de formerende partijen kijken. Gezien de lange duur van hun onderhandelingen willen zij blijkbaar op tal van thema’s gedetailleerde afspraken maken. Je kunt dat, zoals Rutte deed, op een positieve manier duiden („We moeten een stevig fundament leggen”), maar te vrezen valt dat tevens een flinke dosis onderling wantrouwen een rol speelt.
Geen van de vier partijen, die op sommige thema’s lijnrecht tegenover elkaar staan, wil later van de kiezers het verwijt krijgen zich in het pak te hebben laten naaien. Elk van de vier wil uit zijn verkiezingsprogramma zoveel mogelijk punten in het regeerakkoord verzilveren. En om met vier partijen een voor ieder aanvaardbaar eindresultaat te halen, dat kost nu eenmaal meer tijd dan wanneer een formatie zich beperkt tot slechts twee onderhandelende politieke groeperingen (zoals in 2012 het geval was, en in 1989, 1986 en 1982).
Maar het zou oneerlijk zijn de zwarte piet alleen bij VVD, CDA, D66 en ChristenUnie te leggen. Want hebben aan de nu ontstane situatie ook niet die partijen schuld die er niet over peinzen om op het pluche plaats te nemen? Of die, zoals SP en PVV, zulke onmogelijke voorwaarden stellen of blokkades opwerpen dat ze zichzelf automatisch op een zijspoor zetten? Hoe meer partijen feitelijk aan de kant gaan staan en min of meer bewust voor de oppositie kiezen, hoe dunner de spoeling wordt van partijen die het dan wél met elkaar moeten gaan rooien.
Tenslotte de vraag waarom veel partijen, zoals de PvdA, uiterst terughoudend zijn om te gaan regeren. Is het niet omdat regeren en verantwoordelijkheid nemen in Nederland een zeer riskante activiteit is geworden? Want zeg nu zelf: hebben VVD en PvdA het de achterliggende jaren zo slecht gedaan? Nee toch? Desondanks leden ze samen een recordverlies van 39 zetels. Wie zoiets heeft meegemaakt, telt voortaan eerst even tot tien voor hij zijn vinger opsteekt en zegt: ik wil ook meedoen aan een nieuwe coalitie.
En dat is dan, tot slot, de derde factor die de traagheid van deze formatie verklaart: de wispelturigheid van de kiezer en de afrekencultuur die bezit lijkt te hebben genomen van het electoraat. Zo bezien zijn er maar weinig mensen die níét, op een of andere wijze, hun steentje hebben bijgedragen aan het ellenlange gebeuren in de Stadhouderskamer en het Johan de Withuis.
Die trage formatie? Dat zijn wij.