Rebellen Darfur laten hulpverleners gaan
Rebellen in de West-Sudanese regio Darfur hebben zestien medewerkers van internationale hulporganisaties vrijgelaten die zij enkele dagen geleden hadden ontvoerd. De Sudanese minister van Sociale Zaken, El Nur Mohamed Ibrahim, heeft dit zondag bekendgemaakt.
De ontvoerden zijn medewerkers van het Wereldvoedselprogramma (WFP) en het kinderfonds Unicef van de Verenigde Naties en van drie andere organisaties. Drie van de zestien zijn buitenlander.
Ibrahim zei dat de hulpverleners zich bevonden in de provinciehoofdstad El Fasher. Zij zouden ongedeerd zijn en bij hun vrijlating al hun spullen en uitrusting hebben teruggekregen. Het VN-bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken bevestigde dat de zestien zondagochtend vrij waren gekomen. Zij waren donderdag door het Sudanese Bevrijdingsleger (SLA) gevangengenomen toen zij bezig waren met voorbereidingen voor het transport van hulpgoederen in Mellit, 50 kilometer ten noorden van El Fasher. Volgens het Sudanese Mediacentrum reden ze in voertuigen die waren voorzien van VN-emblemen.
SLA-woordvoerder Bahar Ibrahim ontkende dat er sprake was geweest van een ontvoering. Ibrahim zei dat de hulpverleners zich in een militaire zone hadden begeven. Zij zouden alleen maar zijn ondervraagd en daarna vrijgelaten.
De Sudanese regering heeft enkele dagen geleden maatregelen genomen die het werken in Darfur voor hulpverleners makkelijker moeten maken. In plaats van eerst toestemming te moeten vragen hoeven zij voortaan alleen op te geven dat zij naar Darfur gaan.
De VN-coördinator voor hulpverlening aan Darfur, Jan Egeland, noemde de gevangenneming „totaal onaanvaardbaar” en in tegenspraak met plechtige beloften van SLA-leiders. Egeland wees er op dat het in Darfur gaat om een race tegen de klok om mensenlevens te redden. De VN schatten dat de levens van 1 miljoen mensen in gevaar zijn.