Bevrijd Fallujah is mini-Taliban-staat in wording
De ”stad der moskeeën” mag dan met de hulp van Allah bevrijd zijn van de Amerikanen, in het bevrijde Fallujah in Irak heeft zelfs de moskee niets meer te zeggen over de moedjahedien op straat die de scepter zwaaien.
Heeft uw krant banden met de CIA? Wat is uw mening over het zionisme? Het zijn de twee vragen die de journalist krijgt voorgeschoteld wanneer hij zich aanmeldt bij de al-Hadrah al-Muhammadiya-moskee in Fallujah. „U moet begrijpen dat wij wantrouwig zijn”, zegt sjeik Taglub Abdulkader al-Alussi, de nummer twee van de moskee. „We weten dat de Amerikanen alle mogelijke middelen gebruiken om spionnen binnen te smokkelen.”
De al-Hadrah-moskee was het zenuwcentrum van het verzet tijdens het beleg van Fallujah in april, toen meer dan 700 Irakezen werden gedood. Op het kantoor van sjeik al-Alussi werden de eerste onderhandelingen gevoerd over het beëindigen van dat beleg; onderhandelingen die eind april uitmondden in de terugtrekking van de Amerikaanse marine en de oprichting van de zogeheten Fallujah-brigade. Sindsdien is Fallujah de facto een ministaatje geworden. Bij de controlepost aan de rand van deze stad met 300.000 inwoners staan nog wel twee Amerikaanse soldaten, maar voor het overige zijn de Irakezen opnieuw de baas in Fallujah. De vraag is alleen: welke Irakezen?
„U heeft er goed aan gedaan hiernaartoe te komen”, zegt al-Alussi. „U heeft begrepen wie het voor het zeggen heeft in Fallujah.” Hij bedoelt dat het de moskee is die echt de macht heeft, meer dan Mohamed Abdul-Latif, de oud-generaal van het Saddam-regime die door de Amerikanen aan het hoofd van de Fallujah-brigade werd geplaatst.
Ook Jassim, een jonge moedjahed die ons vandaag begeleidt in Fallujah, heeft het niet zo begrepen op de generaal. „Latif heeft helemaal niks te vertellen in Fallujah”, gromt hij. „Hij is door de Amerikanen naar hier gebracht. Wij dulden hem omdat we willen dat het staakt-het-vuren standhoudt. Maar Latif moet goed weten dat hij niet één voet voor de andere kan zetten zonder dat wij, de moedjahedien, hem daar goedkeuring voor geven.”
Fallujah maakt op het eerste gezicht een vredige indruk. Overdag, zo is de afspraak, wordt de stad gecontroleerd door de Iraakse politie en door de manschappen van de Fallujah-brigade, allen inwoners van Fallujah van wie er sommigen in april hebben meegevochten tegen de Amerikanen. ’s Avonds, zegt Jassim, nemen wij de stad over. De moedjahedien patrouilleren dan door de straten, en liggen op de loer op de daken.
Jassim wijst op een pamflet aan de gevel van een supermarkt met daarop de namen van zes ’spionnen’, inwoners van Fallujah die informatie hebben doorgespeeld aan de Amerikanen. Het pamflet waarschuwt dat eenieder die informatie heeft over de plaats waar ze zich schuilhouden en die niet doorspeelt aan de moedjahedien, hetzelfde lot riskeert als de spionnen: de dood. „Ze doen het voor het geld”, zegt Jassim, „de Amerikanen betalen goed voor informatie over de moedjahedien.”
Het zou ook kunnen dat niet iedereen in Fallujah gediend is van het bewind van de moedjahedien. Want ook al is de oorlog voorlopig afgelopen, pais en vree is het nog niet in de ”stad der moskeeën”.
Sjeik al-Alussi heeft ons eerder in de moskee een vrijgeleide gegeven, die ons moet beschermen tegen al te heethoofdige elementen die de stad onveilig maken. Enkele dagen tevoren is een ploeg van de Amerikaanse zender ABC gekidnapt, en sjeik Zafir al-Ubaydi, de imam van de al-Hadrah-moskee, moest persoonlijk tussenbeide komen om een Duitse filmploeg te ontzetten. En het zijn niet alleen buitenlandse journalisten die risico lopen op straat.
„Er is een kleine groep mensen die voor problemen zorgt”, geeft al-Alussi toe. „Het zijn duivels, wilde mensen die zich voordoen als moedjahedien, winkels binnenvallen en de koopwaar opeisen.” Nadat vorige week een geldtransport voor het stadsbestuur werd onderschept door al dan niet echte moedjahedien, kondigde de moskee een fatwa af op het dragen van de kefiyah, de sjaal waarmee de verzetsstrijders hun gezicht bedekken. „Onze leiders hebben besloten dat er een eind moet komen aan de wetteloosheid. Maar we willen dat nog niet met geweld doen. Want als wij die mensen doodschieten, gaan hun families weer op bloedwraak zinnen en dan is het einde zoek. Dus proberen we hen op betere gedachten te brengen en in hun noden te voorzien.”
Al-Alussi vertelt niet het hele verhaal, want bevrijd Fallujah kampt met meer dan alleen een criminaliteitsprobleem. De al-Hadrah-moskee heeft recentelijk nog een reeks andere fatwa’s afgekondigd: het moet afgelopen zijn met de aanvallen op cd- en dvd-verkopers, cosmeticazaken, drankhandelaren, kappers en zo meer. Dat was een reactie op het publiekelijk kaalscheren van vier jongemannen van wie het haar te lang werd bevonden, en het toedienen van tachtig zweepslagen in de hoofdstraat van Fallujah aan vier mannen die betrapt waren op het verkopen van alcohol. De vrouwenkappers in Fallujah hebben de deuren gesloten en de mannenkappers hebben het verbod gekregen hun klanten nog te scheren. Bioscopen zijn er niet meer, en hoewel satellietschotels nog niet verboden zijn, wordt de gelovigen gevraagd op de koran te zweren dat ze niet naar de Italiaanse pornokanalen zullen kijken. Zelfs dansen en zingen tijdens huwelijksfeesten is voortaan verboden.
Jassim en zijn broer Mohamed, beiden moedjahedien, ontkennen niet dat Fallujah onder hun bewind een mini-Taliban-staatje aan het worden is. „Maar ik heb daar geen probleem mee”, zegt Mohamed, „de mensen in Fallujah zijn altijd erg religieus en traditioneel geweest. Dit is onze levensstijl.” Hij hoopt alleen dat het niet zo ver zal komen dat het roken wordt verboden. „Dan verhuis ik”, zegt hij, terwijl hij een sigaret opsteekt.
Volgens sjeik al-Alussi is „het invoeren van de sharia, de islamitische wetgeving, een logisch gevolg van de overwinning op de Amerikanen.” Al-Alussi is bezig met het oprichten van een museum over de slag van Fallujah, waarin onder meer plaats zal zijn voor een ambulance die door de Amerikanen onder vuur werd genomen, maar ook voor de gigantische spinnen die tijdens het beleg opdoken en de Amerikaanse soldaten naar de keel sprongen, en voor de mysterieuze strijders met groene tulbanden die op hun witte paarden de moedjahedien te hulp kwamen. „Er bestaat geen twijfel over”, zegt al-Alussi, „dat de strijders in Fallujah de hulp van Allah hebben gekregen.”
Maar de moskee heeft een monster gecreëerd dat zij zelf niet meer in de hand heeft. Enkele dagen na ons eerste bezoek is Fallujah opnieuw een no-go-area geworden. Zelfs een cameraploeg van de Arabische satellietzender Al-Arabiya is de stad uitgejaagd. Sjeik Aa-Alussi geeft geen vrijgeleides meer aan journalisten. „U mag alle sjeiks van Fallujah meenemen in de auto en het zou geen enkel verschil maken. Ze zouden u vermoorden terwijl ik erbij sta.” De moskee, zo lijkt het, is de controle over de ’duivels’ verloren.
De namen van Jassim en zijn broer Mohamed zijn gefingeerd.