Cluny: potjes dammen met de verrader van je vader
In het café van zijn moeder ontfermde ‘Seuseu’ zich vaak over de jonge Jacky. Moeder was druk met de gasten. Maar wie was die Seuseu eigenlijk?
„Heb ik je dit al gegeven?” De bruinleren aktentas lag al een half uur onaangeroerd voor hem op tafel. Hij overhandigt kopieën van netjes geordende lijsten en verschillende handgeschreven documenten. Tegen een van de tafelpoten had hij eenzelfde tas neergezet. Ik schenk hem een glaasje in.
Een korte documentaire die ik onlangs samen met Chilo Oostergetel maakte over veertig verdwenen cafés in mijn woonplaats Cluny heeft veel losgemaakt. Daags na het uitkomen ervan belt één van de getuigen me op. Zijn naam: Jacky.
Hij heeft me nog veel meer te vertellen. „We verdenken hem ervan dat hij spioneerde voor de Duitsers”, zegt hij. „Hij heeft het zelf gezegd: ik kijk wie er wint en bij die partij zal ik me voegen.” Hij heeft het over Seuseu. „Maar dat is toch de man die in het café spelletjes met je deed?”, vraag ik. Hij knikt.
Seuseu was een van de stamgasten in het café van zijn moeder. We schrijven de jaren veertig van de vorige eeuw. Hoe Seuseu aan zijn naam kwam, dat weet ik inmiddels. Die dankte hij aan zijn spraakgebrek. Op de vraag naar zijn naam stotterde hij iets van „Seu…seu…Sévelinge…” Seuseu dus. Niemand wist wat hij precies deed. Jacky herinnert hem als een filosoof die leefde op zure haring en rode wijn.
In de documentaire schetst Jacky hem als een goedaardige man. Een vriend van de familie. Niemand koesterde ook maar het geringste wantrouwen tegen hem. Rond zessen was Jacky’s moeder druk met de gasten. Seuseu nam hem dan apart om te klaverjassen of om te dammen.
Tegen etenstijd, als de gasten naar huis vertrokken, vroeg moeder of Seuseu thuis nog iets te eten had. Het antwoord was meestal ontkennend. Hij kreeg dan een bord soep.
Achter Jacky’s bril met meekleurende glazen glimmen zijn vochtige ogen. Vijfentachtig is hij nu. Opgegroeid tussen de glazen van zijn moeders café op het dagelijks ritme van de fabrieksarbeiders. Een jeugd zonder veel aandacht van moeder. Die was altijd bezig.
Maar niet altijd met het café. Tijdens de oorlog beraamden de leden van het plaatselijke verzet in de keuken van het café acties, terwijl Jacky de glazen van de gasten nog eens bijschonk. Jacky’s moeder was dan achter.
Én zijn vader.
Jacky verontschuldigt zich voor zijn tranen. Er verschijnt weer een glimlach. Dat heeft hij geleerd van zijn moeder. Het geheim van het bistro was immers een glimlach en een woord voor iedereen. Jacky ziet het als een gebrek. „Mensen hebben me nooit echt gekend.”
Jacky is 12 jaar als de Duitsers in 1944 een inval doen in het café. De Duitsers slepen alle meubels naar buiten. Op straat wordt de inboedel verbrand. Zijn vader wordt gedeporteerd naar concentratiekamp Neuengamme.