Een Prinsjesdag met weinig vuurwerk
Het is vaste prik op de politieke kalender, maar Prinsjesdag is er dit jaar niet eentje als alle andere. Omdat er nog altijd geen nieuwe regering is, was het aan het ‘oude’ kabinet om de begroting voor 2018 op te stellen. Maar omdat de zittende regering demissionair is, wordt er vooral ‘op de winkel gepast’ en nauwelijks nieuw beleid gemaakt. Voor de oppositie zullen er dan ook weinig inhoudelijke verrassingen zijn om op prijs te schieten.
De redenering is als volgt: het waarschijnlijk nieuwe kabinet van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie heeft een mandaat van de kiezer, hoe smal ook. Het is dan ook aan deze vier partijen - als ze eruit komen - om het beleid voor de komende tijd uit te stippelen. Zij kunnen de ‘beleidsarme’ begroting die nu is opgesteld aanpassen zodra ze zijn aangetreden. De Algemene Beschouwingen, het grote debat over het kabinetsbeleid dat normaal meteen na Prinsjesdag plaatsvindt, zijn dan ook uitgesteld. De Kamer wacht liever op de plannen van het nieuwe kabinet.
Sowieso is het voor de PvdA dit jaar een aparte editie. Met het ene been staat ze nog in het kabinet, met minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem in een hoofdrol, maar aan de andere kant is voorman Lodewijk Asscher ook de hele zomer bezig geweest zich af te zetten tegen coalitiepartner VVD. Hij eiste extra geld voor de salarissen van basisschooldocenten.
Het leidde zelfs nog tot een korte kabinetscrisis. Asscher leek enkele weken genoegen te moeten nemen met een toezegging voor een „substantieel bedrag”, maar nadat vrijdag details van de begroting waren uitgelekt bleek er toch 270 miljoen euro te zijn ingeruimd voor het basisonderwijs.