Blijven zorgen
Dementie kan onder strikte voorwaarden gelden als reden voor euthanasie. Dat is al geruime tijd het standpunt van het college van procureurs-generaal. Het haalde eerder deze week de pers. De rechtskundigen verwoordden hun standpunt in een brief aan de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). De kwestie vormde voor Rouvoet en Van der Vlies reden om vragen te stellen aan minister Donner.
De bij de zaak betrokken rechtsgeleerden en artsen zijn geen krullenjongens. Alleen de Hoge Raad en de vijf gerechtshoven van Nederland kennen de functie van procureur-generaal. Zo iemand heeft de taak om toe te zien op het handhaven van de wetten. En de KNMG houdt zich bezig met richtlijnen ten behoeve van artsen voor gewetensvol handelen. Nieuwe publicaties blijken echter beknopter dan oudere. Omdat de morele opvattingen zich zo snel en divers ontwikkelen.
De tolerantie van het college van procureurs-generaal in de richting van het KNMG is niet zonder betekenis voor het maatschappelijk leven. Maar er is feitelijk nog een derde partij in het geding. Mensen die duidelijk laten weten dat euthanasie moet kunnen. Omdat ze alleen maar vechten voor rechten. Of omdat ze op een niet fijne manier in aanraking komen met de ontluistering van het menselijk leven.
Wat dat laatste betreft: schriftgetrouwe christenen verzetten zich terecht tegen euthanasie. Maar soms kan de achteruitgang van het menselijk bestaan bij relaties en familie hartverscheurende en onthutsende emoties oproepen.
De positiekeuze van het college van procureurs-generaal kwam aan de orde naar aanleiding van een concreet geval. Een arts had een 64-jarige met beginnende dementie geholpen bij zelfdoding. De betrokkene was bang dat hij op z’n ouders zou gaan lijken. Die vrees is te begrijpen. Wat is het erg als er geen gesprek meer mogelijk is met ouders. Wat kan het effect trouwens ook dramatisch zijn als een man niet slechts met woorden, maar ook met daden agressief gedrag in praktijk gaat brengen jegens zijn aan dementie lijdende vrouw. Voorheen was een moeder misschien eigenwijs. Maar nu valt die waan op geen enkele manier meer in te tomen. Het is te begrijpen als iemand bang is ooit op dezelfde manier te gaan functioneren als zijn aftakelende ouders. Zouden z’n kinderen straks last van hem krijgen?
En dan is er nog een factor. Kinderen willen hun ouders doorgaans graag in herinnering houden zoals ze waren in hun goede dagen. De ene, ooit zo sterke vader kon immers alles. De andere was ziekelijk, maar klaagde nooit. De ene moeder was altijd op een zorgzame, koesterende manier bezig voor man en kinderen. De andere had die intentie ook, maar kwam telkens geld tekort, omdat haar man werkloos was. Het is beter om het beeld van zorgzame dan van achteruitgaande ouders te behouden. Bij dementie lijkt het er soms op dat vader en moeder vreemden worden.
En toch mag euthanasie niet. Er valt veel te zeggen over de voorwaarde van ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden. Want dat is nog veel minder meetbaar dan lichamelijk leed. Verder is ook discussie mogelijk over de vraag wanneer het staken van een behandeling legitiem is. Maar hulp bij zelfdoding valt niet goed te praten. En het aanvaarden van euthanasie bij dementie onder strikte voorwaarden zet gemakkelijk de deur open voor kinderen die van hun ouders af willen.
Waarom die hang naar het oprekken van de mogelijkheden voor euthanasie? Voor wie is psychisch lijden ondraaglijk en uitzichtloos? Job zei op de puinhoop van z’n leven: „Ik weet, mijn Verlosser leeft.” Daar zit het op vast in onze samenleving. Euthanasie bestaat bij de gratie van ongeloof. Maar christenen blijven zorgen. Ook voor mensen die bejaard en gebrekkig zijn. Uit liefde.