„Omarmen evolutieleer verandert theologie”
Als de mensheid voortkomt uit dieren, wat zijn dan de gevolgen voor de christelijke theologie? Hoe moeten we dan de zondeval zien?
Het initiatief voor de publicatie ”Evolution and the Fall” ligt bij het Colossian Forum, dat als doel heeft leiders toe te rusten om „culturele conflicten te transformeren in gelegenheden voor geestelijke groei.” In de loop van drie jaar zijn tien wetenschappers drie keer een week bijeen geweest om over het genoemde probleem te spreken. BioLogos Foundation heeft de ontmoetingen van deze wetenschappers financieel mogelijk gemaakt. Creatief en constructief theologisch werk vereist een gelovige verbeeldingskracht, en dat vraagt tijd en energie. Daarom werden er weken van ontmoeting georganiseerd voor een multidisciplinair en oecumenisch team. De bedoeling was om op een dynamische manier om te gaan met de kerkelijke traditie. Tradities behoren immers constant in gesprek te zijn met andere tradities, en die interactie houdt de traditie levend.
Ziel
Nadat in hoofdstuk 1 de huidige stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek naar de oudste menselijke overblijfselen is geschetst, gaat hoofdstuk 2 over de relatie van de Rooms-Katholieke Kerk en de evolutieleer. Diverse pausen hebben openingen geboden voor een ontstaan van het menselijke lichaam via evolutie, maar zij trekken een grens bij het ontstaan van de ziel. Ook wordt al jarenlang gesteld dat de gehele mensheid van Adam afstamt. Voor veel theïstische evolutionisten was het een schok dat de officiële rooms-katholieke catechismus van 1994 met geen woord rept over de evolutietheorie.
Celi Deane-Drummond, de schrijfster van dit hoofdstuk, is er ook niet gelukkig mee en meent dat er meer aanpassingen nodig zijn. „De theologie moet in elke generatie nieuw geschreven worden, zelfs als dat betekent dat de theologie steeds herzien moet worden.”
De auteur vindt het niet nodig om aan te nemen dat er letterlijk personen als Adam en Eva waren of dat er een paradijselijke situatie voor de val bestond. Het lijkt er meer op dat Adam (van de aarde) en Eva (de bron van het leven), symbool staan voor de mensen die het begin van het menselijke ras vormen. De „onsterfelijkheid” in Eden moet ook in figuurlijke zin opgevat worden. De zondeval kan verstaan worden als een destructieve handeling van de mens ten opzichte van zichzelf, leidend tot vijandschap binnen de gemeenschap en ook ten opzichte van de dieren. De val moet vooral beschouwd worden als een proces van zondige degeneratie. In de toekomst zal de zonde overwonnen worden, maar dat is geen terugkeer naar een paradijselijke staat. De letterlijke opvatting van Genesis 1-3 is niet in overeenstemming te brengen met de moderne evolutionaire biologie.
Goedheid
James K. Smith bespreekt de goedheid van de schepping. Hij geeft een hervertelling van de geschiedenis van de mensheid, waarbij elementen van Genesis en van de evolutietheorie aanwezig zijn. Hij stelt zich het volgende scenario voor:
In het begin schiep God de hemel en de aarde. Uit wat Hij ons lijkt te vertellen via „het boek van de natuur” schiep Hij levende wezens door een evolutionair proces. De komst van nieuw leven werd geleid door het principe van het overleven van de meeste geschikte soort, zodat de biologische dood en het roofdiergedrag deel uitmaken van dit proces. Die zaken behoren tot een „goede” schepping. Uit dit proces kwam een populatie van mensachtigen tevoorschijn, mogelijk zo’n 10.000 mensen, die onze voorouders zijn. Toen deze bevolking morele capaciteiten kreeg (geweten, relationeel besef, wil), heeft de scheppende God deze mensen uitverkoren om Zijn verbondsvolk te zijn. Door openbaring maakte Hij Zijn wil bekend, en ook maakte Hij deze mensen tot Zijn beelddragers. Deze voorouders kregen de opdracht de aarde te bewerken. Ze waren niet perfect en ook in moreel opzicht onvolwassen. In de loop van de tijd, in een proces, week de mens van God af. Hierna veranderden de verhoudingen. Er zijn zelfs kosmische effecten (zie Kolossenzen 1-2). De menselijke natuur neigt voortaan naar het kwade en het is nodig dat God herscheppend (door wedergeboorte) ingrijpt.
Tot zover de denkbeeldige voorstelling van zaken van Smith. Ik heb die expres vrij uitvoerig weergegeven, omdat steeds meer christelijke wetenschappers tot een dergelijk scenario komen. De auteur begrijpt dat niet iedereen deze voorstelling overtuigend vindt, maar hij benadrukt dat de zondeval hiermee nog steeds een historische gebeurtenis is.
Aanpassingen
De bundel doet een poging om belangrijke punten van het christelijke geloof veilig te stellen, maar vanwege de evolutietheorie moeten er wel flinke aanpassingen gedaan worden. Duidelijk is dat de tekst van Genesis niet voldoende is, en dat er veel externe informatie toegevoegd wordt. De auteurs spreken met de nodige voorzichtigheid. Het kan niet anders, want de wankele constructies kunnen onvoldoende onderbouwd worden.
Exegetisch overtuigen ze mij niet, omdat niet naar de intentie van het boek Genesis gevraagd wordt en slechts onderdelen van de beschrijving gebruikt zijn. Zo ontbreekt de schepping van Eva uit een rib van Adam. Ook blijft het getuigenis van Jezus en de apostelen grotendeels buiten beschouwing. Tevens is er een grote breuk met de wijze waarop de kerk der eeuwen de Schrift heeft gezien en beleden. De gevolgen zijn ingrijpender dan de auteurs menen.