Zwoegen op oude kunststukjes
Je zou maar een broertje krijgen terwijl je midden in de examens zit. Dan komt er van leren niet veel meer. Gelukkig had Trijntje Huls de stof voor het tekenexamen al grotendeels doorgenomen voordat het nieuwe inwonertje van Staphorst zich meldde.
De vwo’ers die vrijdag het examen tekenen, handenarbeid en textiele werkvormen voor hun neus kregen, waren de laatsten der Mohikanen. Alle andere examenkandidaten waren al klaar. „Dat geeft een misdeeld gevoel”, zegt Meindert Schreuder als hij de zaal uitkomt waar het de afgelopen twee weken allemaal gebeurde. „De andere zeven Urkers in mijn jaar hebben al vakantie. Ik kreeg vrijdag opgewonden sms’jes van hen, terwijl ik zelf nog zat te zwoegen.”
Buiten de examenzaal van Scholengemeenschap Pieter Zandt is de sfeer ontspannener dan daarbinnen. Uit de andere gymzalen klinken ijselijke indianenkreten en dierlijk gebrul. Op de gang loopt een groepje meisjes achter een lerares aan: „Wat hebt u leuke hakschoentjes, mevrouw. Ze tikken hier zo lekker.”
In de zwoegzaal heeft de laatste krachtproef plaats: 38 opgaven over anatomie, optica, emotie en expressie en architectuur. „Een beetje afgeraffeld” heeft Alex Leusink uit Oldebroek het. Hij is als eerste klaar. „Ik had echt geen zin meer, en een 3,5 is genoeg om een voldoende te halen”, heeft hij allang berekend. Wat hem opviel in het examen: „Heel veel afbeeldingen. En heel veel vragen over anatomie.”
Over die afbeeldingen werden allerlei vragen gesteld. „Dat kon je dus van tevoren niet leren”, zegt Trijntje Huls. „Je moest meer je kennis toepassen. Pittig.”
Er viel ook niet veel te oefenen, want elk jaar kiezen ze een ander thema, zegt haar dorpsgenoot Wicher Hoeve. De vragen hadden „een behoorlijke diepgang. Maar ze waren gelukkig niet zo wazig, zoals dat bij tekenen anders vaak gebeurt.”
Toch wel vaag soms, die vragen, vinden Femke van den Hardenberg en Marloes Zijderveld. „Je moest soms goed kijken wat ze bedoelden.” De beide dames hadden veel geleerd. „Schilders en bij welke kunstwerken en stromingen ze hoorden. En daar vroegen ze maar weinig over. De barok kreeg ook veel meer aandacht dan andere stromingen.” Meindert Schreuder ervoer dezelfde hobbels: „Flink vage vragen, en minder over het geleerde dan ik verwachtte.”
„Vaag, dat zeggen ze altijd”, reageert docent H. J. Dekker van het Van Lodensteincollege in Amersfoort. „Maar het is nu eenmaal geen exact vak. Je moet interpreteren, beschrijven, veel verbanden leggen, dat zorgt voor een andere vraagstelling en een andere manier van antwoord geven.”
Het examen bevatte volgens Dekker „pittige doordenkertjes. Het was van een wat hoger niveau dan vorig jaar, maar het leek me wel goed te doen. Opvallend in de vragen over autonomie was dat het alleen maar over de Middeleeuwen en de Renaissance ging en niet over de huidige tijd. Dat laatste zou voor de leerlingen een stuk lastiger zijn geweest.”
Met hun kennis van de kerkgeschiedenis en van christelijke denkpatronen zijn de leerlingen van de reformatorische scholen in het voordeel, vindt Dekker. „Je kunt dan bijvoorbeeld toch wat gemakkelijker begrijpen dat in de Middeleeuwen het correct tekenen van de menselijke autonomie niet zo belangrijk was, omdat kunst vooral ten dienste van Gods eer en van de kerk stond.”
Het onderdeel autonomie bevatte nogal wat kennisvragen, de vragen over optica waren meer beschouwelijk, zegt de docent. „Typerend voor het vwo is dan dat vooral het leggen van verbanden belangrijk is.”
Voor de examinandi zit het erop, als ze slagen. Meindert gaat na de zomer in Groningen studeren. „Dat doen de meesten in onze klas. Maar eerst voor een werkvakantie naar Oekraïne. Met een groep jongeren uit heel Nederland een christelijk schooltje opknappen.”