Palestijnse familie na 50 jaar toch nog uit huis gezet
De 84-jarige Ayoub Shamasneh en zijn vrouw Fahima zitten voor het huis waaruit de politie hen dinsdagmorgen heeft gezet. Voorlopig blijven ze daar overdag zitten. „We hebben geen plaats om naartoe te gaan”, zegt hij. „We wachten totdat er een oplossing komt.”
Hij vertelt dat hij bijna 54 jaar lang in het huis heeft gewoond. Maar deze week arriveerde de politie om hem te verwijderen. Israëliërs claimden namelijk eigendomsrechten en de familie Shamasneh heeft de rechtszaken verloren.
Zijn kleinzoon, een student technologie die ook Ayoub Shamasneh heet, zegt dat er acht familieleden in het huis woonden. „We hebben veel vrienden en familieleden bij wie we kunnen slapen, maar overdag zijn we hier.”
Het huis werd voor de Onafhankelijkheidsoorlog in 1948 bewoond door een Joods gezin. Na de oorlog bevond zich het betreffende gedeelte van de stad in Jordaanse handen. Een Jordaanse custos verhuurde de huizen aan Palestijnse gezinnen, die de status kregen van beschermde huurders.
Na de Zesdaagse Oorlog van 1967 werd het beheer overgenomen door een Israëlische custos, die de Palestijnen eveneens in de huizen liet wonen. De familie Shamasneh woonde sinds 1964 in het huis.
In 1970 nam de Knesset echter een wet aan die vroegere Joodse eigenaren in staat stelde hun eigendommen terug te claimen. Palestijnen echter die in 1948 in Israël onroerend goed zijn kwijtgeraakt, kunnen hun vroegere eigendommen in West-Jeruzalem niet terugeisen.
Het Israëlische hooggerechtshof verwierp de claim van de Palestijnse familie dat ze „beschermde huurders” zijn. Ook andere huizen in Sjeik Jarrah zijn door Joden overgenomen.
Ook Palestijnen in twee Palestijnse gemeenschappen op de Westelijke Jordaanoever worden met uitzetting bedreigd. De Israëlische minister van Defensie, Avigdor Lieberman, vertelde de pers dat de evacuatie wordt voorbereid van Sussia in de heuvels ten zuiden van Hebron en Khan al-Ahmar bij de Joodse nederzetting Ma’aleh Adumim.
De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem stuurde maandag een brief naar defensieminister Lieberman en leiders dat ze mogelijk oorlogsmisdaden plegen als de regering overgaat tot evacuatie van de twee Palestijnse gemeenschappen. „De verwoesting van complete gemeenschappen in de bezette gebieden is eigenlijk zonder precedent sinds 1967”, aldus B’Tselem.
De organisatie wijst erop dat onder de bepalingen van de Vierde Geneefse Conventie de gedwongen verplaatsing van beschermde personen in bezet gebied verboden is en een oorlogsmisdaad vormt. In beide dorpen samen wonen ongeveer 350 mensen.
De organisatie verwerpt de claim van Israëlische autoriteiten dat de gemeenschappen moeten worden afgebroken omdat ze zonder vergunning zijn gebouwd. Ze bevinden zich namelijk in het C-gebied van de Westelijke Jordaanoever.
Dit gebied, dat 60 procent van de Westoever vormt, wordt door Israël bestuurd.
Het is voor Palestijnen vrijwel onmogelijk de benodigde vergunningen te krijgen en aangesloten te worden op de infrastructuur.