De in Leidsche Rijn gevestigde bedrijven Nedal en Volker Stevin voelden zich door het bestemmingsplan beperkt in hun uitbreidingsmogelijkheden. Ze vochten het bestemmingsplan vervolgens aan bij de Raad van State met het argument dat de milieu-effectrapportage (MER) die aan het plan ten grondslag lag, niet zou deugen.

De Raad was het met de bedrijven eens dat de MER in een verkeerde fase van de planontwikkeling was opgesteld. Daarmee had het rechtscollege het hele plan naar de prullenbak kunnen verwijzen, waar de gemeente Utrecht al enigszins rekening mee had gehouden. De ontwikkeling van Leidsche Rijn had in dat geval stilgelegd moeten worden, in afwachting van een nieuw bestemmingsplan.

De Raad oordeelde echter dat het belang van Volker Stevin en Nedal alleen geldt voor het gebied in de directe omgeving van hun bedrijfsterreinen. Voor dit deel van het bestemmingsplan moeten gemeente en provincie hun huiswerk overdoen. Dat geldt ook voor twee kleine gebiedjes rond de huizen van twee inwoners van Leidsche Rijn. Zij hadden zich net als de bedrijven tot de Raad van State gewend.

De gemeente Utrecht is verheugd over de uitspraak van de Raad van State, omdat die zekerheid biedt voor de verdere ontwikkeling van Leidsche Rijn. Door de onzekerheid over de afloop van de procedure werden het afgelopen jaar slechts achthonderd woningen gebouwd. Het was de bedoeling dat er 2000 huizen zouden komen. Samen met de projectontwikkelaars is Utrecht nu aan het bekijken hoe de achterstand ingelopen kan worden.