Het leed van de vrouwen in Troje
In Eindhoven wonen nogal wat migranten uit België, in Nijmegen minder, in Zwolle nog minder. Welk verband blijkt er te zijn tussen het aantal migranten en de afstand tot België?
„Ja, zo’n vraag is wel heel erg simpel”, vindt aardrijkskundedocent J. Troost van het Wartburgcollege in Rotterdam. Nog zo’n „inkoppertje”: In Oost-Nederland zijn enkele noodoverloopgebieden aangewezen, die onder water gezet worden als de Maas en de Rijn de watermassa’s niet meer kunnen verwerken. De inwoners van West-Nederland zullen met deze locaties wel tevreden zijn, maar de inwoners van Oost-Nederland niet. Geef de verklaring voor dit verschil van mening. „Lachwekkend eenvoudig”, noemt Troost het.
Zo waren niet alle vragen, maar het havo-examen aardrijkskunde was donderdag wel duidelijk gemakkelijker dan voorgaande jaren. „In het begin van de tweede fase werd de moeilijkheidsgraad van vóór die tijd aangehouden. Nu zit men op een realistischer niveau.” Typisch tweede fase ook: „Veel antwoorden opzoeken in bronnen en eigenlijk maar weinig kennisvraagjes.”
Jacolien de Jong, Margreet Barendregt, Marieke Verheij en Annelies Hardenbol zijn ook zonder uitzondering positief als ze met atlas en al de aula van locatie Guido de Brès uitkomen. Ze vinden wel dat ze bijzonder veel in die atlas moesten opzoeken, maar het examen was een opluchting na de zwoegpartij bij maatschappijleer, een dag eerder: „Vreselijk moeilijk, en veel te veel over Pim Fortuyn”, zegt Annelies.
Docent Troost schrok zich bij het zien van de opgaven over de noodoverloopgebieden „eerst een hoedje: Wel tien vragen over één klein onderdeeltje van natuur en milieu. Nogal onevenwichtig. Voeg daarbij de vragen over het multimodaal transportcentrum Valburg en dan zeg je: Het examen lijkt door een chauvinistische Nijmegenaar gemaakt te zijn. Die vraag over Valburg had ik overigens uitputtend behandeld, want die komt om de paar jaar in het examen terug.”
Voor de examinandi zijn het deze dagen de laatste loodjes. „Je ziet dat sommigen moe worden en aan het eind van het examen leesfouten gaan maken.” En als die laatste loodjes dan ook echt zwaar wegen, zoals donderdag het scheikunde-examen voor het vmbo, valt het al helemaal niet mee. „Pittig, hoor”, vindt Jeftha Hofman. Lutina Kloppenburg vond het zelfs „hopeloos.” Thomas van Ameide en Corné van der Elst zijn positiever. Voor Corné is dat ook wel zo fijn: „Na de vakantie ga ik een vierjarige opleiding milieutoezicht doen in Rijswijk. Daar heb ik scheikunde voor nodig.”
„Een erg moeilijk examen”, vindt ook docente C. Brouwer-Terlouw. „De meerkeuzevragen waren vrij gemakkelijk, maar de open vragen echt zwaar. Niet bemoedigend dat er direct in het begin al een paar van die moeilijke vragen stonden.” Veel antwoorden moesten aan bronnen ontleend worden. „Het lijkt wel een lees- in plaats van een scheikunde-examen. Erg tekstueel, al staan er gelukkig nog een paar leuke illustraties van Donald Duck bij.”
Dat het vwo-examen Grieks erg veel teksten bevatte, lag meer voor de hand. „Veel citeren, een beetje eentonig”, vindt Carla van Esch. Hoewel ze de proefvertaling moeilijk vond, hield ze een goed gevoel aan het examen over.
Het waren overigens maar zes Guido’ers die zich donderdag verdiepten in een tragedie van Euripides over het oorlogsleed van Trojaanse vrouwen. „Veel zoeken, veel citeren”, typeert ook docent drs. G. A. Oosterom het examen. „Ze hadden hun tijd hard nodig. De examenmakers hebben overigens wel geluisterd naar kritiek op vorige examens: het zoekbereik bij de citeervragen omvatte niet meer een hele tekst, maar slechts een regel of tien. Bij sommige vragen had ik het idee: Zitten ze daar nu een jaar voor te blokken? Goed lezen is al voldoende om het antwoord te vinden. Sommige vragen vond ik wat geforceerd; gemaakt ingewikkeld. De vertaalopdracht begon eenvoudig, maar werd uiteindelijk erg moeilijk. Nieuw was dat ze veel moesten doen met een tekst die al in het Nederlands vertaald was.”
De boodschap van Euripides was uiterst actueel: wie een oorlog begint, ondervindt zelf ook veel ellende. De tragedie werd opgevoerd kort nadat de Grieken het eiland Melos aanvielen. Vrij naar het Grieks: Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.