Gelderland is al 2000 jaar grensland
Het huidige Gelderland heeft gekke grenzen. De provincie lijkt op de kaart geen eenheid, en dat is het ook niet. Toch was Gelre vroeger meer verdeeld én een fors stuk groter.
De Gelderse grenzen hebben oude papieren, zo blijkt uit het thematische boek ”Gelderland grensland. 2000 jaar verdeeld en verbonden”. Allereerst was de huidige provincie gedeeld. Met de komst van de Romeinen rond 58 voor Christus werd de Rijn de noordgrens. De Bataven werden als vriendschappelijke stam naar het rivierengebied overgebracht, de Chamaven woonden ten noorden van de Romeinse grenzen.
De oorsprong van Gelderland ligt in Duitsland en het naastgelegen Noord-Limburg. Daar ontstond rond 1246 het graafschap dat na uitbreiding met de huidige gebieden die Gelderland vormen, in 1339 een hertogdom werd. Ondertussen vielen de kerkelijke grenzen daarmee niet samen: Gelre, de oude benaming voor Gelderland, had tot 1600 vier bisschoppen.
Gelderland viel uit elkaar toen de zuidelijke delen rond Venlo en Roermond tijdens de Tachtigjarige Oorlog bij de Spaanse Nederlanden én rooms-katholiek bleven. In 1813 kwam dit gebied deels bij de Nederlandse provincie Limburg. De noordelijke gebieden vormen sindsdien de huidige, overwegend protestantse provincie.
In een hoofdstuk over de vijandelijkheden én samenwerking tussen Gelderland en Utrecht in de middeleeuwen is daar plotsklaps aandacht voor de huidige religie in de Gelderse Vallei: orthodox-protestants met veel SGP-stemmers. De armoede in de streek wordt genoemd als oorzaak voor de bevindelijkheid in dit stukje van de Biblebelt.
De Gelderse Vallei valt onder twee vanuit de middeleeuwen stammende provinciebesturen. Deze grenzen verliezen hun betekenis: de regio werkt samen in het sterke regioverband Food Valley.
Doodgeschoten
Na overzichtshoofdstukken volgen detailhoofdstukken en pagina’s met kleine, smeuïg beschreven voorvalletjes, inzoomend op dorpsgeschiedenissen. Zo werden vader en twee zoons Blom uit Groesbeek in de jaren 1765 tot 1771 doodgeschoten door Pruisische boswachters omdat ze hout stalen. In het hoofdstuk worden behalve de armoede –waardoor er duchtig werd gesmokkeld– ook de kansen van de grens beschreven: de grootouders van de auteur gingen werken in de schoenenindustrie in het Duitse Kleef.
Als het gaat over grenzen tussen dorpen wordt er aandacht besteed aan Zelfkant, sinds 1960 een Woudenbergse wijk in Scherpenzeel. In datzelfde jaar verloren Ede en Gelderland 4000 inwoners en 358 hectare aan Veenendaal en Utrecht. Daar ging een tientallen jaren durende strijd aan vooraf.
Scherpe grens
De rivier vormde een scherpe grens tussen het wereldse Ingen in de Betuwe en het Utrechtse Elst, waar –volgens de beleving van de uit Ingen afkomstige auteur– „de God uit het Oude Testament de vrouwen voorschreef lange rokken te dragen en naar de kerkdienst een hoed op te zetten en Hem te prijzen in psalmen zo slepend gezongen dat er nooit een einde aan leek te komen.”
In Ingen werd juist meer feest gevierd. Twee kilometer verderop begon het dorp Lienden dat –opnieuw volgens dezelfde schrijver– „beheerst werd door de strenge God van de Gereformeerde Bond, die feestvieren, zingen en dansen met misprijzen bezag.” Wantrouwen begrensde de twee dorpen.
”Gelderland grensland” is geen saai boek. Met een interessant thema als leidraad krijgen historie en geografie een menselijk gezicht. Eén kritiekpunt: misschien dat de volgende keer die strenge gereformeerden en hervormden zélf eens het woord mogen voeren; dat kunnen ze.
Boekgegevens
”Gelderland grensland. 2000 jaar verdeeld en verbonden”, Dolly Verhoeven, Maarten Gubbels, Marc Wingers en Simon van den Bergh (red.); uitg. Vantilt, Nijmegen, 2016; ISBN 978 94 600 4300 0; 288 blz.; € 22,50.