Er is ook een soort bidders die alleen maar bidders zijn voor een tijd. Als zij niet meteen door God worden verhoord en een gunstig antwoord ontvangen, blijven zij weg van God. In de tijd van moeite wenden zij zich tot de wereld of tot de duivel. Voor deze bidders is toepasselijk wat we lezen in 2 Koningen 6:33: „Zie, dat kwaad is van de Heere, wat zou ik verder op de Heere wachten?”Velen zijn er ook die bidden met niet de minste verandering. Altijd dezelfde woorden en zaken. Zij zijn altijd in dezelfde toestand en bidden alleen maar over zaken die tot het lichaam behoren.

Er zijn ook bidders die het op een lange reeks toeleggen, om hun gaven naar buiten te tonen, gelijk de Farizeeën. Ziehier een geheel veld van doodsbeenderen waarin geen geest te vinden is.

Omtrent deze heerlijke plicht van de godsdienst is het ten hoogste nodig dat we de juiste oorzaak in dit alles eens recht ontdekken, waar het vandaan komt dat er zo veel heilloze bidders zijn. De oorzaak dat er zo veel geesteloze, dode en verfoeilijke bidders worden gevonden, is dat ze onkundig zijn van hun geestelijk gebrek. O, kende u uw ziel, hoe bevlekt, bemorst en vol gebreken die is. Had u wetenschap van uw blindheid en de hardigheid van uw hart, dan zou dat u verlegen voor God maken om smekend tot Hem te komen om genade en hulp.

C. Groen, predikant te Goeree (Een kerkganger als een hartelijke bidder, 1727)