Zet hulp aan Oost-Europa voort op basis van gelijkwaardigheid
Kerken en organisaties achter het voormalige IJzeren Gordijn mogen worden uitgedaagd om zelf de touwtjes in handen te nemen. Hiervoor kunnen ze onze hulp vragen, maar de eindverantwoordeljkheid hoort bij hen te liggen, stellen Henk Jochemsen en Tiny Hoving.
De burgers en kerken van Midden- en Oost-Europa hebben danig geleden onder communistische regimes. Gedurende de jaren voor de val van het IJzeren Gordijn en daarna steunden daarom veel christelijke organisaties en Nederlandse kerken hun broeders en zusters in dat deel van ons continent.
In de jaren tachtig en negentig zijn talrijke interkerkelijke contacten opgebouwd. Aan de ene kant werd veel hulp, zowel geestelijk als materieel, geboden door het Westen. Aan de andere kant werden Nederlandse christenen aangemoedigd door de trouw en volharding van de christenen in het Oosten.
Verschuiving
De situatie in zowel Oost- als West-Europa is de afgelopen decennia drastisch gewijzigd. Hierdoor is ook de aard van de contacten tussen Nederland en Midden- en Oost-Europa veranderd. In eerdere jaren kreeg het geven van Bijbels en andere literatuur en materiële hulp door middel van transporten de meeste aandacht. Sinds kort wordt steeds meer geprobeerd de relatie gelijkwaardiger te maken door mensen te ondersteunen in hun streven naar maatschappelijke en economische zelfstandigheid.
Weliswaar speelt materiële ondersteuning door het Westen nog steeds een belangrijke rol, maar de verantwoordelijkheid voor geestelijke en sociale ontwikkelingen kan en moet komen in de handen van de mensen en organisaties zelf. Met andere woorden, het is belangrijk dat de eindverantwoordelijkheid (”eigenaarschap”) voor ontwikkelingshulp in Midden- en Oost-Europa door de mensen in die landen wordt onderkend en ook aanvaard. Maar wij moeten onderkennen dat de manier waarop veel hulp werd gegeven, en nog altijd wordt geboden, afhankelijkheid in de hand werkt.
Gelijkwaardigheid
Niet alleen de soort hulp die wordt gegeven, leidt soms tot sterke afhankelijkheidsrelaties. Ze werden versterkt door het feit dat Oost-Europese organisaties onder communistische regimes soms niet bereid waren om openheid te geven over hun financiële situatie. Daar komt bij dat het ontbreken van een verantwoordingscultuur financiële verantwoordelijkheid moeilijk maakte.
De nawerking van het communisme, dat ondernemerschap en initiatief frustreerde en dreef op wantrouwen en hiërarchie, maakt het nog steeds lastig om op voet van gelijkheid samen te werken met Oost-Europese organisaties. Wanneer Nederlandse instanties beginnen over eigenaarschap, wordt dat soms door Oost-Europese partnerorganisaties met argwaan aangehoord. Is dat geen opmaat om maar geen hulp meer te geven?
De economische en culturele ontwikkelingen vragen drie decennia na de val van de muur om andersoortige verhoudingen tussen Oost en West. Er zijn de blijvende geestelijke relaties van wederzijdse bemoediging en verbondenheid in Christus. Die kunnen in bepaalde situaties leiden tot diaconale ondersteuning voor concrete lokale behoeften, zoals dat ook gaat binnen een kerkelijke gemeente in Nederland.
Maar een situatie waarin Nederlandse organisaties in de praktijk en soms zelfs formeel zorgcentra of weeshuizen in Oost-Europa beheren en bezitten, moet in elk geval op termijn als onwenselijk worden gezien. Zou het niet veel mooier zijn als we gingen werken aan de bekwaamheid van de mensen dáár om zelf de zorg voor hun ouderen, (wees)kinderen en jongeren te beheren, ook als ze daarbij steun van ons vooralsnog goed kunnen gebruiken? Oost-Europese kerken en organisaties mogen worden uitgedaagd om zelf de touwtjes in handen te nemen, om zelf strategische keuzes te maken en zelf hun gemeenschappen te ondersteunen. Hiervoor kunnen ze onze hulp vragen, maar het eigenaarschap en de daarbij behorende verantwoordelijkheid horen bij hen te liggen.
Kennisuitwisseling
Ontwikkelingen in deze richting zijn al wel gaande. Zo is kennisuitwisseling door trainingen en trainingsmateriaal belangrijker geworden. We ondersteunen mensen op weg naar hun zelfstandigheid. Wij willen faciliteren, maar de Oost-Europeanen moeten in de bestuurdersstoelen zitten. Dit betekent ook dat gewerkt moet worden aan relaties met de overheid en het bedrijfsleven en dat ook deze groepen hun verantwoordelijkheid gaan nemen.
In landen waar veel corruptie is, waar het communisme diepe sporen heeft getrokken in de mentaliteit van mensen, waar structurele armoede nog steeds wijdverspreid is en publieke processen vaak nog ondemocratisch verlopen, klinkt dat misschien als een toekomstdroom. Maar dit is wel de droom die we mogen delen met Oost-Europeanen. Geen afhankelijkheid van het Westen, maar gemeenschappen die in waardigheid en gelijkwaardigheid in staat zijn (eventueel nog met hulp van Nederlandse kerken en ontwikkelingsorganisaties) om zelf te werken aan een meer rechtvaardige en duurzame samenleving, waarin mensen zelf omzien naar de armsten in hun midden.
De auteurs zijn respectievelijk directeur van Prisma en coördinator van het Christelijk Platform Oost-Europa (CPOE), dat van 11 tot 13 oktober in Cluj-Napoca (Roemenië) een conferentie belegt over ”eigenaarschap” (cluj2017.org).