Wroeten tussen 400 skeletten in Arnhem
Laagje voor laagje graven tientallen archeologen in hartje Arnhem deze weken de aarde weg. Speurend naar honderden skeletten.
IJverig wroeten zo’n twintig mannen en vrouwen in blauwe overalls woensdagmiddag in de Arnhemse binnenstad in de grond. Pal naast de monumentale Eusebiuskerk halen ze zo’n 400 skeletten van een eeuwenoude begraafplaats naar boven. Precisiewerk: met schop, troffel en spatel. Aan bekijks geen gebrek. Menige voorbijganger staat even stil bij de kuil waar de speurders werken.
In de binnenstad van Arnhem wordt de zogeheten Sint-Jansbeek aangelegd. Dat is een kunstmatig ‘kanaal’ in een betonnen bak. Op de plek waar de beek zal stromen, ligt een kerkhof verborgen in de aarde. Vermoedelijk werden daar sinds ongeveer het jaar 1500 tot eind achttiende eeuw mensen ter aarde besteld.
Dat archeologen 400 skeletten naar boven halen, is „best uniek”, zegt onderzoeksleider Gerben Zielman (36), werkzaam bij archeologisch adviesbureau RAAP en sinds 2001 werkzaam in dit vak. „Bij eerdere klussen groef ik soms een enkel skelet op. Onderzoek naar zo’n groot aantal overblijfselen doe ik voor het eerst.”
De skeletten worden gedocumenteerd en bestudeerd. Jong en oud ligt bij de kerk begraven. „Van zuigelingen tot ouderen.” De specialisten kunnen allerlei kenmerken van de mensen achterhalen. Zoals hun lengte, geslacht, leeftijd. Of ziektes, zoals de Engelse ziekte: O-benen. Ook troffen de specialisten resten van gebochelde mensen.
Is het niet vreemd om te spitten te midden van honderden skeletten? „In het begin ervoer ik dat wel zo”, knikt Zielman. „Het is net alsof je in een fotoboek kijkt van iemand die je niet kent. Maar deze skeletten bieden ons informatie over vroegere tijden. Aan de hand van botonderzoek, waarbij we onder meer kijken naar radioactieve isotopen, kunnen we nagaan in welke omgeving mensen leefden.”
Speldjes
De skeletten zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig van een armenkerkhof, zegt Willem Baetsen (28). De archeoloog is net via een laddertje uit de kuil geklommen. Opvallend is namelijk dat bij de skeletten telkens dezelfde koperen kledingspeldjes zijn gevonden. „Vermoedelijk behoorden die speldjes bij lijkwades en stelde de kerk die beschikbaar aan minderbedeelden.”
Tekenend is ook dat het opgegraven kerkhof er kennelijk ‘slordig’ bij lag. „We vonden de afgelopen weken verschillende halve skeletten. Vermoedelijk stonden er weinig kruisen en grafmarkeringen en was het niet precies bekend waar iedereen lag. Daardoor kon iemand worden begraven op een plek waar al iemand lag. Bij graafwerk werd dan een deel van dat skelet doorgehakt. We hebben geen plattegrond van de begraafplaats gevonden.”
Luguber, graafwerk tussen de beenderen? „Ik krijg die vraag vaker”, reageert Baetsen. „Ik denk dat wij als archeologen goed in de gaten moeten houden dat we met resten van mensen werken. Je moet respect in je omdragen. Toch went dit werk snel. Mensen zeggen vaak: Laat die doden toch liggen. Maar door de skeletten te onderzoeken, krijgen ze als het ware een tweede leven. Zo doen we DNA-onderzoek naar tanden van de skeletten. Daaruit komt informatie over de verwantschap tussen de begraven mensen.”