Religie is politiek item
Pas op met het verbieden van moskeeën en islamitische scholen en stel geen godsdienstpolitie in. Dat zijn de verkeerde antwoorden op op zichzelf relevante vragen, stelde J. Cohen
dinsdagavond in Delft in zijn Willem van Oranje-lezing met als thema ”Scheiding kerk en staat”. De Nederlandse samenleving van de 21e eeuw is er een die zich kenmerkt door een vergaande individualisering en secularisering. Religie is een zaak die voor iets meer dan 50 procent van de Nederlanders van belang is; in een stad als Amsterdam ligt het percentage van de bevolking dat zich ”niets” voelt boven de 60 procent. Voorzover godsdienst en religie voor mensen van belang zijn, dan speelt dit zich meestal af in de privé-sfeer. In het publieke domein speelt religie, of wat de kerken hun gelovigen voorhouden, nauwelijks of geen rol. Niemand in Nederland is bang voor de macht van dominees of pastoors. Bijna niemand die zich afvraagt of de paus te veel te zeggen heeft of niet.
Vrijwel niemand, althans tot voor kort, die zich druk maakt over de vraag of de overheid zich met kerk en religie mag bemoeien of niet. De scheiding van kerk en staat is in Nederland sinds de negentiende eeuw een vaststaand gegeven, evenals de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing. Wie een religie of levensbeschouwing heeft, beleeft en mag die vrijelijk beleven in ons land; wie dat niet heeft is daarin eveneens vrij.
En dan de turbulentie: voor het oog van de wereld is Nederland een van de meest welvarende, vreedzame en stabiele naties ter wereld. Een voorbeeld voor velen. Als je een tijdje in het buitenland op vakantie bent geweest en je komt terug en vraagt: Wat is er gebeurd? Dan is het antwoord vaak: Niets. Dit is het gangbare beeld.
Verandering
Toen ik op 1 januari 2002 bij mijn eerste nieuwjaarstoespraak als burgemeester van Amsterdam de noodzaak van de dialoog tussen verschillende groeperingen in de stad benadrukte en onder andere de suggestie deed om bij contacten van de overheid met de bewoners ook gebruik te maken van de religieuze infrastructuur in de stad, verklaarde menigeen me voor gek.
Nauwelijks twee jaren later, in december van het afgelopen jaar, werd binnen de Universiteit Leiden een conferentie gewijd aan het thema ”Religie als bron van sociale cohesie?” - zeker, met een vraagteken. Een aanzienlijk deel van de zonet genoemde criticasters was daar aanwezig om zich een hele dag over de verschillende aspecten van dit thema te buigen.
Het kan dus verkeren. Is religie dan toch belangrijker dan velen twee jaar geleden dachten? Of is de zoektocht naar wat ons in het huidige Nederland bindt intussen zo pregnant geworden dat ”everything goes”, zelfs de godsdienst? Het zou kunnen.
Ik durf echter de stelling aan dat de belangrijkste redenen te maken hebben met 11 september 2001 en wat dat allemaal met zich mee heeft gebracht en de aanwezigheid van moslims in Nederland. Twee zaken die voor het nodige onbehagen zorgen onder brede lagen van de Nederlandse bevolking, en die -zeker in het post-Fortuyn-tijdperk- ertoe bijdragen dat velen het gevoel hebben dat de aanwezigheid van de islam zich niet verdraagt met de grondslagen van onze moderne samenleving. De Verlichting wordt op hoge toon van stal gehaald en het seculiere ideaal wordt als panacee voor alles en iedereen gepropageerd. In het kielzog hiervan ontstaat een beweging om moskeeën, islamitische scholen en imams zo niet te verbieden, dan toch wel onder streng toezicht en controle van de overheid te plaatsen. Anderen, even bezorgd, vragen zich af wat er moet worden gedaan om de moslims in ons land te integreren. Kortom, voldoende redenen om de rol van religie in onze huidige samenleving nader te bezien.
Verlichting
Er wordt heel vaak gepraat en geschreven over de idealen van de Verlichting, die de grondslag zouden zijn van onze moderne samenleving. Maar over welke idealen gaat het dan precies? Er zijn veel filosofen die tot de Vroege Verlichting (halverwege de 17e tot halverwege de 18e eeuw) of de Verlichting (18e eeuw) worden gerekend. Mannen als Descartes, Newton, Hobbes, Spinoza, Pierre Bayle, John Locke, Montesquieu, Voltaire - ze zijn allemaal invloedrijk geweest, ook al verschillen hun ideeën onderling zeer.
Daarom kunnen we beter terugredeneren en uitgaan van de ideeën van onze moderne politieke cultuur. Dan gaat het om begrippen als democratie, rechtsstaat, vrijheid, tolerantie, emancipatie, de rechten van het individu, de scheiding van kerk en staat, de zoektocht naar persoonlijk geluk en niet te vergeten de fundamentele gelijkheid van alle individuen, ongeacht hun ras, religie, levensovertuiging, geslacht, seksuele voorkeur - „of welke grond dan ook.” ”Moderne politieke cultuur” staat ook voor een bepaalde manier van politiek bedrijven: pragmatisch, rationeel, toekomst- en resultaatgericht, open en transparant, gebaseerd op objectieve en controleerbare feiten en omstandigheden.
En ja, dan valt heel goed te beargumenteren dat de kiem voor deze ideeën al vanaf halverwege de 17e eeuw werd gelegd, door mannen als Descartes, Pierre Bayle, Spinoza en John Locke, in de tijd die als de Vroege Verlichting te boek staat. In feite werd toen al, in de 17e eeuw, de kiem gelegd voor onze op vrijheid gebaseerde, individualistische, seculiere cultuur. Een vrijheid die zich richt op een steeds verder gaande emancipatie van het individu: weg van zijn land, dorp of gemeenschap en van maatschappelijke instituties zoals het gezin, kerk en religie.
Vooral Spinoza’s ideeën hebben in de loop der tijd veel invloed uitgeoefend in Europa, ook al zijn ze nergens helemaal overgenomen. Zo ontwikkelde hij ideeën over vrijheid en democratie die later brede navolging zouden vinden. Maar vooral zijn idee dat er geen „door God beschikte sociale orde was” zou van grote invloed zijn. Dat plaveide de weg voor veranderingen, en voor de ontwikkeling van alternatieven voor instituties als de monarchie, de adel, de rol van de kerken, hiërarchische maatschappelijke verhoudingen, de verhouding tussen de seksen en bestaande eigendomsverhoudingen.
Antireligeus
Intussen moeten wij niet uit het oog verliezen dat het heel lang heeft geduurd voordat de ideeën van de filosofen uit de 17e eeuw in praktijk werden gebracht. Dat gebeurde pas aan het einde van de 18e eeuw (denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse vrijheidsstrijd of aan de Franse Revolutie) en vooral in de 19e en de 20e eeuw.
Vanwege hun radicale en vaak antireligieuze karakter zijn veel ideeën van de Verlichting bovendien nooit overal, en nooit volledig overgenomen. En ze zijn nooit, zelfs niet in West-Europa of de Verenigde Staten, bij iedereen gemeengoed geworden. Niet iedereen in het Westen is een kind van de Verlichting. In eigen land waren bijvoorbeeld partijen als de ARP en de KVP uitgesproken tegen de verlichtingsidealen. Pas na de Tweede Wereldoorlog is dit in ons land langzaam anders geworden.
Misschien staat de Verlichting dan ook veel meer voor een methode, een manier waarop men in het leven staat, dan voor vastomlijnde ideeën. Het echt radicaal nieuwe element van de Verlichting was dat men, met het wapen van de rede in de hand, alle maatschappelijke, wereldlijke en kerkelijke autoriteiten en instituties aan een kritisch onderzoek onderwierp. Alles werd ter discussie gesteld. Alle overgeleverde denkbeelden, vooroordelen, mythes en tradities uit het verleden werden verworpen als deze de toets van de kritische rede niet konden doorstaan.
Als wij zeggen dat de Verlichting nog steeds van belang is, dan zou ik zeggen dat het vooral om deze kritische, open houding gaat. Maar dan ook kritisch naar alle kanten toe: te beginnen bij onszelf, onze maatschappij en onze instituties.
Plaats van religie
Op dit moment zijn er velen in de westerse wereld, ook in Nederland, die vinden dat onze op individuele vrijheid gebaseerde moderne maatschappij door de islam wordt bedreigd. Religieuze fundamentalistische groeperingen, die de moderniteit afwijzen, zouden eropuit zijn een geheel andere samenleving te grondvesten. Een samenleving waarin gevreesd moet worden voor het verlies van gelijke rechten voor vrouwen en homoseksuelen, waarin de scheiding van kerk en staat niet meer geldt, waarin democratie niet de staatsvorm is en de religie vele aspecten van het leven bepaalt.
Als we deze veronderstellingen kritisch onder de loep nemen, wat valt daar dan over te zeggen? In de eerste plaats zullen we ons bewust moeten zijn van de plaats die de religie inneemt in de wereld van vandaag. We zullen ons moeten afvragen wat de agenda is die moslims (en andere religieuze groeperingen) hanteren, of die zich verdraagt met die van wat wij de moderne samenleving plegen te noemen. We zullen daarbij ook kritisch naar onze eigen samenleving moeten kijken en bereid moeten zijn om aan terechte kritiekpunten tegemoet te komen.
Secularisatie
Secularisatie is, zoals August Hans den Boef zegt in zijn boek ”Nederland Seculier!”, het proces van verwereldlijking en het terugdringen van de wereldlijke activiteiten van kerken.
Secularisatie kan misschien het beste worden begrepen binnen de context van de Europese geschiedenis en de reformbewegingen binnen het christelijk Europa vanaf de 15e eeuw. Andere tijden (bijvoorbeeld de Oudheid) en andere religies (bijvoorbeeld de islam) zouden zich, zoals Thijs Wöltgens vorig jaar in De Groene Amsterdammer schreef, geen raad hebben geweten met het begrip secularisatie of met de scheiding van kerk en staat. Secularisatie is een typisch Europees verschijnsel dat zich vanaf de aanvang van de moderniteit voordoet. Te beginnen met de Renaissance in de 15e eeuw, waren reformisten als Luther en Calvijn in de 16e, filosofen als Spinoza, Pierre Bayle en John Locke in de 17e, Voltaire en de Verlichting in de 18e, en bewegingen als het deïsme in de 19e eeuw, alle seculariserende krachten in de Europese geschiedenis, omdat zij de ruimte voor het individu en voor wereldlijke zaken vergrootten ten koste van die van de georganiseerde religie.
Doel van het proces van secularisatie was om binnen de Europese samenlevingen ruimte te creëren waarin de mens zichzelf en de wereld kon ontdekken, zonder hierin gestoord te worden door autoriteiten die beweerden namens God te spreken. In principe bleef hierbij een geloof in God en de andere wereld mogelijk, zolang dat maar niet interfereerde met de zoektocht naar menselijk geluk hier op aarde.
In de loop van de 19e eeuw werden de tegenstellingen tussen de wetenschappelijke ontdekkingen - bijvoorbeeld die van Darwin- en de leerstellingen van de religie echter steeds groter en werd secularisatie steeds sterker met atheïsme en antireligieuze denkbeelden gemengd. Karl Marx, Friedrich Nietsche en ten slotte Sigmund Freud in de 20e eeuw betraden het toneel en dat resulteerde in wijdverbreide noties als ”God is dood” en ”de onttovering van de wereld”. Bijgevolg werd het seculiere wereldbeeld dat de mens zijn geluk uitsluitend in de wereld zoals we die waarnemen, moest nastreven, bij grote delen van de Europese bevolking gemeengoed - zij het ook lang niet bij alle. Zo is in de moderne geschiedenis van ons land lange tijd de tegenstelling tussen de gelovigen (”de confessionelen”) en de niet-gelovigen een bepalende in samenleving en politiek geweest.
De strikte scheiding van kerk en staat (grofweg: het principe dat er geen staatskerk is en dat de overheid zich niet bemoeit met kerkelijke aangelegenheden en de kerken niet met politiek) is een product van de secularisatie - maar ook van de godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten die in de 16e en de 17e eeuw in verschillende landen van Europa werden uitgevochten. Uit de onmogelijkheid om de hegemonie van één geloof te vestigen, ontstonden vanaf de 17e eeuw ideeën (bijvoorbeeld bij Spinoza en Hobbes) die nog steeds als fundamenten van de moderne staat gelden: de idee van tolerantie, namelijk de verplichting om minderheden binnen de staat te tolereren en de idee dat de legitimatie van de politieke autoriteit op iets anders moest berusten dan op God en religie.
De contouren van de seculiere staat werden vanaf toen zichtbaar; hoewel die zoals gezegd pas vele eeuwen later kon worden gerealiseerd. In Nederland pas in de 19e eeuw. En dan nog is de wijze waarop de scheiding van kerk en staat in de verschillende westerse landen wordt gehanteerd verschillend. Het principe van de ”laïcité”, de strikte neutraliteit van alle publieke voorzieningen zoals de rechterlijke macht en de politie, maar ook bijvoorbeeld van scholen en ziekenhuizen, zoals die in Frankrijk sinds de Franse Revolutie gangbaar is, heeft in Nederland nooit bestaan.
En kijk eens naar Amerika: ook daar geldt de scheiding van kerk en staat. Toch is daar de invloed van de religie op de politiek en de publieke zaak, van dominees en pastoors, maar ook van christelijke denktanks, universiteiten en scholen, groter dan hier. De huidige president in het Witte Huis is een ”born again” christen die daar openlijk voor uitkomt en de inspiratie voor zijn beleid uit zijn geloof haalt. Kwesties als: Mag of moet er in de klas worden gebeden? Kunnen scholen die op religieuze leest zijn geschoold kinderen voorbereiden op het leven in een diverse en multiculturele samenleving? De vermeende relatie van ex-president Clinton met Monica Lewinsky - het zijn allemaal zaken die door een groot deel van de Amerikanen langs een religieuze meetlat worden gelegd. En met een zeer christelijke president als Bush in het Witte Huis is duidelijk dat religie van invloed is op de publieke zaak. Dit tot groot chagrijn van een ander deel van de Amerikanen, dat niets met die benadering opheeft.
Daar waar het seculiere denken dominant was, ging men er al dan niet stilzwijgend van uit dat het slechts een kwestie van tijd, onderwijs en modernisering zou zijn voordat „mensen en regio’s die geen Verlichting hadden gekend” tot het seculiere denken zouden overgaan.
Wie kijkt naar de ontwikkelingen, zoals die zich in verschillende landen van de wereld -ook in de islamitische- in de 20e eeuw voordeden, ziet dat het lange tijd leek alsof de seculieren gelijk hadden. Enige voorbeelden: Turkije werd in de jaren ’20 een seculiere staat met een strenge scheiding tussen kerk en staat (en is dat tot op de dag van vandaag), landen met een uit miljoenen bestaande moslimbevolking zoals Indonesië en Algerije werden na een dekolonisatiestrijd onafhankelijk en stichtten een seculiere staat. Hetzelfde geldt voor landen in het Midden-Oosten zoals Egypte, Syrië, Libanon, Irak, Jordanië. Waarmee niet is gezegd dat in deze seculiere staten de democratie eveneens zegevierde.
Ook in Nederland, dat vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw met een omvangrijke migratie werd geconfronteerd, waren tot voor kort de seculariserende krachten aan de winnende hand. Niet alleen keerden Nederlanders zich massaal af van hun kerk of geloof, ook grote groepen migranten deden dat. De immigranten van de tweede en de derde generatie kregen betere opleidingen dan hun ouders, gingen zelf meer nadenken, keerden zich af van de gewoonten van hun ouders (soms sterker, soms minder), verwesterden, kregen minder kinderen, gingen minder naar kerk of moskee, kortom, vertoonden een bekend immigratiepatroon. Zeker, dat duurde allemaal lang, maar het gebeurde. Ongetwijfeld het meest door een voorhoede, maar voorhoedes zijn er om de rest op sleeptouw te nemen, mee te nemen in de welvaart en in de westerse cultuur van individualisering en secularisering. Die trend lijkt na 11-9 gestopt. Sterker nog: ook vertegenwoordigers van de voorhoede lijken zich meer naar de islam te richten. Waarom? Omdat ze in het defensief zitten. Hoe defensiever, misschien, hoe meer.
Rol van religie
De vraag waar we sinds 11 september 2001 voor staan is dan ook of de veronderstelling dat het slechts een kwestie van tijd, onderwijs en modernisering is voordat „mensen en regio’s die geen Verlichting hadden gehad” tot het seculiere denken zullen overgaan, nog steeds klopt.
In mijn toespraak ”Binden” heb ik de Amerikaan David Brooks, correspondent van het Amerikaanse tijdschrift ”The Atlantic Monthly Review” en zelf een secularist, aangehaald. Brooks betoogde in een artikel in datzelfde tijdschrift dat de secularisatietheorie na 11 september 2001 niet meer waar is. Het is gewoon niet zo, zegt Brooks, dat als samenlevingen moderner worden en daardoor ook rijker, ze daarmee ook minder religieus worden. We zitten wereldwijd in een periode van modernisering en tegelijkertijd zien we een grote opleving van de religie.
Brooks signaleert de volgende trends: De islam groeit en hetzelfde geldt voor het orthodoxe Jodendom (Israël is godsdienstiger geworden naarmate het welvarender werd). Het christendom is wereldwijd echter de religie die het meest groeit. In de komende 25 jaren zal het christendom uitgroeien tot een religie van ongeveer 3 miljard gelovigen - en zal daarmee de grootste religie ter wereld zijn.
En, het zijn bovendien de denominaties die weigeren zich aan te passen aan de moderniteit die in de lift zitten, terwijl zij die modern proberen te zijn leden verliezen.
Een andere Amerikaan, Philip Jenkins, hoogleraar geschiedenis en godsdienstwetenschappen aan de Pennsylvania State University, betoogde dat religie in de 21e eeuw de plaats zal innemen van ideologieën als stuwende kracht in de menselijke aangelegenheden en daarmee bepalend zal zijn voor onze ideeën en ons handelen ten aanzien van politiek, verantwoordelijkheid, natievorming en oorlog en vrede.
Dynamisch
Wat Jenkins betoogt en wat ik in Amsterdam zie en meemaak is dat religie voor veel mensen een dynamische kracht vertegenwoordigt.
In de hele wereld (behalve in West-Europa) zijn de verschillende religies in opkomst. In veel landen van de wereld zien we dat het behoren tot een religieuze gemeenschap soms belangrijker wordt gevonden dan te behoren tot een bepaalde nationale gemeenschap; in de steden zijn het de religieuze gemeenschappen die meer dan andere instellingen en instituties een sociaal vangnet bieden als het om hulp, werk, onderwijs en gezondheidszorg gaat; een religie zelfs aan mensen die in economisch opzicht misschien niet zo veel te verwachten hebben, een perspectief biedt, uiteraard in het spirituele domein, maar ook sociaal - religie is het solidariserende kader bij uitstek voor haar leden.
Veel migranten zijn na aankomst in ons land op zoek naar een plek waar ze zich thuis voelen, waar ze erbij kunnen horen. Dat is dan vaak een kerk, synagoge of moskee. Mijn pleidooi bij mijn eerste nieuwjaarsbijeenkomst in 2002 was niet ingegeven doordat ik moslims of moskeeën voor ogen had. Nee, ik was toen net bij de Evangelische Broedergemeente geweest, in een kerk die week na week vol Surinamers en Antillianen zit. Wat bindt hen? Hun achtergrond, waaronder het geloof. Waar komen ze samen en ontmoeten ze elkaar? Waar vinden ze hulp? In hun gebedshuis. En dat was niet alleen bij hen het geval, maar ook bij andere, vooral allochtone, inwoners van Amsterdam. Dat was me in mijn eerste jaar als burgemeester opgevallen.
Laat mij een ander voorbeeld geven uit Amsterdam. In de Pentecost Revival Church, een Ghanese kerk in Amsterdam-Zuidoost, kunnen gelovigen en ongelovigen, 24 uur per dag aankloppen met hun zorgen. Er staat dan een telefonisch team ter beschikking om die zorgen te noteren; vervolgens gaan zogenaamde ”prayer warriors” aan het werk. Dagelijks worden er in deze kerk activiteiten georganiseerd, variërend van bijbelstudies voor jongeren tot een wekelijkse ”miracle hour” voor gebed en bezinning.
Kortom: religie werkt voor haar gelovigen. Nu migratie van het ene land naar het andere een vrij gewone aangelegenheid is, kan religie ook in onze steden zo gaan werken, zeker wanneer andere bindingskaders falen. En dan kunnen wij dat maar beter onderkennen, dan ontkennen.
Betogen dat „dat gelukkig niet opgaat voor Nederland, want hier is 50 procent, en in de grote steden ruim 60 procent, seculier” biedt in het licht van bovengenoemde ontwikkelingen geen soelaas, al was het maar omdat het tegen de ”seculiere traditie” en de idealen van de Verlichting ingaat om in illusies te leven en je niet om de feiten te bekommeren. Bovendien moeten we, gelet op de buitenlandse migratie naar onze steden (over twintig jaar bestaat de bevolking van Amsterdam voor meer dan 60 procent uit zogenoemde allochtonen), rekening houden met een groei van de gelovigen. In mijn nieuwjaarstoespraak van 1 januari 2002 zei ik al dat religie voor allochtonen een grote rol speelt.
Religie is daarom ook in de 21e eeuw een politiek fenomeen dat indringend om de aandacht zal vragen.
Moslims
Intussen lijkt het erop dat er in het seculiere West-Europa angst is voor een hernieuwde invloed van de religie en vooral angst voor de islam. Die angsten worden vooral ingegeven door de gebeurtenissen en de nasleep van 11 september 2001.
Hoewel alle wereldreligies fundamentalistische stromingen kennen die flink gewelddadig kunnen zijn, is het sinds 11 september 2001 vooral de dreiging van de fundamentalistische islam die in het Westen wordt gevreesd - overigens vermoedelijk nog veel meer door mensen in het Midden-Oosten, Azië en Afrika zelf.
Het is onmiskenbaar dat er een fundamentalistische stroming is binnen de islam die de waarden van de Verlichting met grote kracht afwijst. Dat is overigens niet nieuw. Het Iran van Khomeiny, de Taliban in Afghanistan, Osama bin Laden en al-Qaida zijn daarvan alleen recente voorbeelden. Vanuit deze stromingen worden er radicale terreuraanslagen gepleegd tegen het Westen, tegen gematigde moslimlanden en tegen Israël. De aanslag van 11 september 2001 op de Twin Towers in New York en het Pentagon in Washington, de aanslag van november 2002 op een discotheek in Bali, de bomaanslag van mei 2003 in het commerciële centrum van Casablanca, de aanslag op het Marriot Hotel in Jakarta, de aanslagen in het centrum van Istanbul, de recente aanslag op de treinen in Madrid, de bijna wekelijkse aanslagen in Israël, en de aanslag dit weekend in Khobar in Saudi-Arabië - alle het werk van radicale, fundamentalistische moslim terreurgroeperingen.
Wij keuren deze aanslagen, terecht, af. Niet voor niets wordt er een wereldwijde oorlog tegen terreur gevoerd. In alle westerse landen zijn de veiligheidsmaatregelen tegen terreur opgevoerd. Ook de veiligheidsdiensten worden opgetuigd om hun informatiepositie over mogelijke terreurdaden te verbeteren. Dit is niet leuk, maar wel nodig.
Niet allen
Maar moet de angst voor deze aanhangers van een fundamentalistische islam gelden voor álle aanhangers van de islam? Professor Bernard Lewis zegt daarover in zijn boek ”The crisis of Islam”: „De meeste moslims zijn geen fundamentalisten en de meeste fundamentalisten zijn geen terroristen, maar wel zijn de meeste terroristen tegenwoordig moslim.” Terreurdaden zoals ik eerder noemde, moeten ons dus niet verleiden tot wat de Australische hoogleraar Amin Saikal de drie basis reacties van het Westen op de islam noemt, namelijk: „de islam is een achterlijke religie”; „het Westen is superieur aan de islam” en „de islam is een geloof dat terrorisme aankweekt.” Dit soort reacties maakt het niet beter, maar alleen maar erger.
Allereerst is het een feit dat een veel groter deel van de moslims in de wereld níét bezig is met een oorlog tegen het Westen. We moeten waken voor de misvatting, onlangs nog door mevrouw Hirsi Ali in een open brief in het dagblad Trouw aan mij geuit, dat de ”ware moslim” de orthodoxe moslim is met sterk fundamentalistische opvattingen die niet wil integreren, minachting heeft voor onze rechtsstaat en democratie, vrouwen en kinderen kort houdt. Met deze definitie van de ”ware moslim” worden alle moslims over één kam geschoren. Daarmee wordt ontkend dat er miljoenen moslims zijn, hier en over de hele wereld, die zich niet in het moslimfundamentalisme herkennen. Bovendien schaart Hirsi Ali zich met deze definitie in het kamp van de moslimfundamentalisten, want juist zij willen ons doen geloven dat alle ”ware moslims” fundamentalisten zijn en dat alle anderen van het rechte moslimpad zijn afgeweken.
Ten tweede, ook moslimlanden zijn alle verwikkeld in een moderniseringsproces. Wereldwijd vindt bij moslims een hernieuwde oriëntatie plaats over de vraag wat het vandaag betekent om moslim te zijn. Het is een vraag die gesteld wordt in moslimlanden als Indonesië, Saudi-Arabië, Algerije, Egypte, Turkije etc. Het is een vraag die des te meer klemt voor moslims die leven in een hen omringende seculiere westerse samenleving zoals de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië of Nederland. Zij ondervinden enerzijds de aantrekkingskracht van de westerse levenswijze en anderzijds die van een op de islam gebaseerde levenswijze. Daar zit een spanning in, die tot verschillende uitkomsten kan leiden.
Laten wij daarbij niet vergeten dat de aantrekkingskracht die uitgaat van de ideeën van onze moderne, politieke cultuur, enorm is. Honderden miljoenen mensen over de hele wereld hangen westerse ideeën aan. Ook moslims willen deel uitmaken van „het Westen”, of willen integreren in een westerse samenleving. Kijk bijvoorbeeld naar Milli Görüs, een orthodoxe Turkse islamorganisatie die in Amsterdam via haar Aya Sofia-moskee tal van activiteiten verricht om de leden (mannen én vrouwen) met behoud van de islam in de Nederlandse samenleving te doen integreren.
De westerse ideeën ontlenen hun aantrekkingskracht aan de belofte van vrijheid om het leven naar eigen inzicht in te richten, en meer specifiek aan wat Michael Ignatieff noemde „the right to choose, and specifically the right to leave, when choice is denied.”
Maar tegelijkertijd zijn er factoren die afbreuk doen aan de aantrekkingskracht van de verlichtingswaarden en denkbeelden. Zoals het gevaar dat het Westen, de waarden die het symboliseert en de oplossingen die het biedt, slechts een papieren realiteit vertegenwoordigt; met andere woorden, dat ”het Westen” en de moderniteit niet leveren wat ze beloven en geen oplossingen bieden voor de dagelijks noden, de existentiële vraagstukken en politieke problemen van moslims.
Daarnaast, de vrees voor het verlies aan geborgenheid, saamhorigheid en sociale verbanden (gezin, familie, religie) in samenlevingen en gemeenschappen waarin de verhoudingen tussen individu en gemeenschap anders liggen dan in het geïndividualiseerde Westen.
En verder, de minachting die veel westerlingen voelen voor de islam; terwijl de islam voor de moslim alle aspecten van het dagelijks leven doordrenkt. Minachting voor de islam wordt dan ook breed gevoeld als minachting voor de individuele moslim.
Dit alles kan ertoe leiden en leidt ertoe dat moslims zich van westerse waarden afkeren en zich tot traditionele vormen van de islam wenden op zoek naar oplossingen die aansluiten bij de eigen noden en problemen. Kortom, men kan zich opsluiten in de eigen groep en cultuur. Dat lijkt mij het laatste te zijn wat we willen als we het hebben over integratie en een open, tolerante samenleving.
Scheiding
Het bestrijden van dit terrorisme is en blijft een prioriteit voor de overheid. Maar angst voor moslimfundamentalisme moet niet samenvallen met angst voor de islam. De aantrekkingskracht van de ideeën van het Westen op veel moslims is enorm, ook moslims willen, zoals zo veel anderen, vaak graag tot het Westen behoren. Dit kan in zijn tegendeel verkeren als moslims tot de conclusie komen dat ”het Westen” zijn beloftes niet waarmaakt, dat opgaan in een westerse samenleving gepaard gaat met verlies aan banden (familie, gezin, religie) die op geen andere wijze worden gecompenseerd, en dat men in het Westen minachting blijft voelen voor de islam. Terugtrekking in eigen kring kan het gevolg hiervan zijn.
Dat kan voor onze samenleving een probleem opleveren dat wij lange tijd niet gekend hebben. Lange tijd zijn wij erin geslaagd minderheden in onze samenleving op een aanvaardbare manier met elkaar te laten samenleven. In dat verband hebben onze democratische rechtsorde en de scheiding van kerk en staat ons goede diensten bewezen. Een democratische rechtsorde, waarin de rechten van minderheden tot uitdrukking komen en uitdrukkelijk en daadwerkelijk gerespecteerd worden, in samenhang met een scheiding van kerk en staat die het mogelijk maakt om verschillende religies en levensbeschouwingen naast elkaar te beleven, ieder op eigen wijze, maar wel binnen de grenzen van de wet. Juist in een dichtbevolkt land als het onze, waarin iedereen als het ware op elkaars lip zit, is een manier van samenleven waarin niet alles op scherp wordt gesteld, essentieel. Tolerantie is, zo bezien, vooral iets praktisch.
Dat betekent: ruimte geven. Ook dat kennen wij van oudsher. Nederland kent een lange traditie van vrijheid van godsdienst en van vrijheid van meningsuiting. Het betekent dat het iedereen in Nederland vrijstaat om te geloven, te denken en te uiten wat hij of zij zelf wil, zonder dat de overheid daarin interfereert. Deze vrijheden kennen een belangrijke beperking: de geloofsovertuigingen, gedachten of meningen mogen niet overgaan in daden die in strijd zijn met de wet. Denken staat vrij, doen alleen binnen de grenzen van de wet. Die traditie moeten wij vasthouden, ook ten aanzien van de islam. En die traditie kunnen wij ook handhaven ten aanzien van de fundamentalistische islam wanneer die zich op onaanvaardbare wijze afkeert van onze samenleving, omdat wij dan over voldoende middelen beschikken om in te grijpen.
Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat aanhangers van de islam en van andere godsdiensten een morele agenda hebben die soms haaks staat op een aantal min of meer geaccepteerde praktijken in onze samenleving; denk aan opvattingen over alcohol- en drugsgebruik, echtscheiding, pornografie, fraude, de commercialisering van het bestaan, menselijke relaties. Dat kan ons een spiegel voorhouden; het kan ook een appèl uitoefenen op mensen die de existentiële leegte van de seculiere samenleving willen ontstijgen. Wat dat laatste betreft: de werkelijke dynamische kracht van religie kan alleen maar worden begrepen als we inzien dat religies aan hun gelovigen een perspectief bieden op een rechtvaardige of rechtvaardigere samenleving. Wanneer samenlevingen dat perspectief niet op andere wijze kunnen bieden, ligt het voor de hand dat religies terrein winnen.
En wat de spiegel betreft: zijn wij bereid om kritisch naar onze eigen samenleving te kijken en zijn wij bereid om die kritiekpunten werkelijk ter discussie te stellen? Ik denk dat wij deze vraag, in de beste traditie van de Verlichting, volmondig met ja zouden moeten beantwoorden. De zoektocht naar een rechtvaardige samenleving zou juist het punt kunnen zijn waarop gelovigen en seculieren elkaar de hand kunnen reiken.
Basis
Bij díé zoektocht zal het vasthouden aan een seculier denkkader, met als basisbeginselen de tolerantie voor minderheden en een politieke autoriteit waarvan de legitimiteit niet op God of een religie is gebaseerd, voor de ordening van de samenleving opnieuw zijn diensten bewijzen. Alleen een seculiere staat creëert de ruimte voor de grote diversiteit die het kenmerk is van de moderniteit en de moderne stedelijke samenleving. Alleen in een seculiere staat is een bepaalde mate van coëxistentie tussen verschillende groepen en individuen mogelijk. Alleen in een seculiere staat met een democratische ordening kan een publieke ruimte ontstaan om de verschillende uitgangspunten van de verschillende bevolkingsgroepen te articuleren en uit te onderhandelen. Want alleen in een seculiere staat is, om met Thorbecke te spreken, „de eenheid van de staat, en de gelijkheid voor het recht” gewaarborgd. Dat doet de seculiere, democratische staat, door een belangrijk principe boven alles te stellen: het respect voor de fundamentele rechten van eenieder, zonder onderscheid des persoons. Dat principe impliceert dat de vrijheden van de één ook voor de ander gelden, mits men zich aan de wet houdt. Totdat die vrijheden botsen - dat is niet erg, dat hoort zo in een democratie, waarin we over onze verschillen onderhandelen totdat ze met elkaar in overstemming worden gebracht of wij die verschillen aanvaardbaar achten of aanvaarden. Dat is niet alleen een kwestie van democratie, maar ook van gemeenschap en burgerschap.
We moeten ons hiervoor echter wel de tijd gunnen en niet willen dat alles ”meteen” is geregeld. Gemeenschap is iets wat slechts in de tijd ontstaat. Bovendien zullen we ook het gesprek moeten aangaan met de gelovigen, en in het bijzonder met de moslims onder hen. Die zijn mede doordat het gesprek telkens óver hen gaat en niet met hen geschiedt in het defensief gedrukt - en dat leidt, zoals ik in het begin al zei, juist tot meer en niet tot minder oriëntatie op hun religie.
Deze aan de Verlichting ontsproten principes van onze seculiere, democratische staat moeten wij niet vergeten. Ik zou daarom zeggen: pas op met het verbieden van moskeeën of islamitische scholen en stel geen godsdienstpolitie in. Dat zijn de verkeerde antwoorden op op zichzelf relevante vragen. Het nieuwe, ongeschreven principe van integratie, dat bovendien nog wel eens trekjes wil krijgen van assimilatie, gaat niet boven de in onze Grondwet verwoorde vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs. Wie dat wel wil, moet de grondwet willen veranderen - en zich realiseren dat dat de uitgangspunten van onze seculiere, democratische rechtsstaat kan aantasten. Uit mijn betoog moge blijken dat ik daar niet voor voel: gooi de uitgangspunten van onze seculiere, democratische rechtsstaat niet weg uit angst voor religie en in het bijzonder de islam.
Laten wij trots zijn op onze rechtsstaat en laten wij ons realiseren dat die nog steeds de beste waarborgen biedt om de grote diversiteit die onze samenleving karakteriseert te accommoderen.
De auteur is burgemeester van Amsterdam.