„Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker.”

Gregorius legt het Koninkrijk als volgt uit: „Men moet weten dat het Koninkrijk der hemelen in de Heilige Schrift de Kerk van onze dagen betekent, waarvan de Heere op andere plaatsen zegt: „De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen.” Want in het rijk der zaligheid, waarin volkomen vrede heerst, zullen geen ergernissen meer gevonden kunnen worden die uitgerukt moeten worden.”

Het Koninkrijk der hemelen betekent ook de plaats van de heiligen in de hemel. Zo bad ide moeder van de zonen van Zebedeus in Mattheüs 20: „Zeg dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linkerhand in Uw Koninkrijk.”

Zie, daar staat het dat het Rijk van Christus de plaats aanduidt waarin Hij met Zijn heiligen zit. Het Koninkrijk der hemelen betekent ook in de Heilige Schrift, –zoals Christus tot de priesters en de farizeeën zegt– „het Koninkrijk Gods” (Mattheüs 21:43), dat is het Wetboek, „zal van u weggenomen en een volk gegeven worden dat zijn vruchten voortbrengt.” Dat wil zeggen: het goede christendom dat de Schrift op de juiste wijze gebruikt.

Jan Hus,

predikant te Praag

(”Gelijkenis van de tarwe en het onkruid”, 1414)