Traagheid Trump bij veroordelen rellen leidt tot felle kritiek
Donald Trump veroordeelt wel degelijk het blanke racisme dat zich zaterdag manifesteerde tijdens een demonstratie in Charlottesville (Virginia). Probleem is dat het Witte Huis dat pas in tweede instantie liet weten.
Zoals vaker mocht vicepresident Pence de plooien gladstrijken waarvoor Trump had gezorgd. Tijdens een bezoek, zondag aan het Zuid-Amerikaanse land Colombia, zei hij dat geweld en haat van blanke suprematisten, neonazi’s en de Ku Klux Klan niet te tolereren valt. „Voor deze gevaarlijke randgroepen is geen plaats in de Amerikaanse samenleving of in het publieke debat. We veroordelen deze groepen op de meest krachtige wijze.”
Tegelijk had Pence commentaar op de felle kritiek in de media op president Trump omdat deze in te algemene termen de ongeregeldheden in Charlottesville had veroordeeld. „De media hebben meer woorden nodig om de president te bekritiseren dan om de aanstichters van het geweld te veroordelen.”
Naar aanleiding van de rellen tussen voor- en tegenstanders van de blanke suprematie, waarbij één dode en negentien gewonden vielen, zei Trump: „Wij veroordelen ten sterkste het schandelijk vertoon van haat, vooroordeel en geweld van vele kanten. Van véle kanten.” Die woorden vonden veel Amerikanen „slap en laf.” Niet alleen bestrijders van discriminatie en Democratische politici laakten dat de president het kwaad niet bij de naam had genoemd, maar ook Republikeinse politici vonden dat hij expliciet de extreemrechtse groepen achter de protestbijeenkomst had moeten veroordelen. Senator Marco Rubio, die vorig jaar een van Trumps rivalen was, twitterde: „Het is heel belangrijk voor het land om de president de gebeurtenissen in Charlottesville bij hun naam te horen noemen, een terroristische aanval door witte racisten.” Senator McCain noemde de confrontatie tussen extreemrechtse groepen en tegendemonstranten een gevecht tussen „demonen en engelen.” Tegenover een lokale verslaggever zei hij de reactie van Trump onder de maat te vinden.
In een nadere verklaring van het Witte Huis, verklaarde Trump zondag: „Ongeacht onze kleur, afkomst, religie of politieke partij, wij zijn allemaal eerst Amerikanen.” De president noemde zichzelf „de minst racistische persoon die je ooit ontmoet hebt.”
Toch is met de actie van Pence en van het Witte Huis niet alle schade hersteld. Burgemeester Michael Signer van Charlottesville noemde Trump zondag medeschuldig aan de uitbarsting van geweld in zijn stad. „Tijdens zijn campagne heeft hij extreemrechts het hof gemaakt.”
Hoewel Trump zich nooit expliciet voor het gedachtegoed van blanke suprematisten heeft uitgesproken, wekten sommige van zijn uitspraken de sympathie van rechts-radicale groepen op. De voormalige leider van de Ku Klux Klan, David Duke, zei kort voor de demonstratie van zaterdag: „Wij gaan de beloften van Trump vervullen. (…) Hij zei dat hij ons ons land weer zou teruggeven.”
Een tweede reden voor Trump om terughoudend te zijn met veroordelen is dat hij binnen zijn staf mensen heeft die banden onderhouden met extreemrechtse groepen. Meest bekend zijn de adviseurs Steve Bannon en Stephen Miller. Zijn hebben zich in het verleden meer dan eens uitgesproken tegen de groeiende invloed van niet-blanken in de Amerikaanse samenleving.
Kevin Kruse, historicus aan Princeton University: „Trump is geen rechts-radicaal, maar hij heeft niet de moed om zich echt van hen te distantiëren uit angst politieke vrienden te verliezen.”