Buitenland

Leger Israël moet zich beter aan regels houden

Deed het Israëlisch leger tijdens de inval van 18 mei in Rafah in de Gazastrook nu wel of niet voldoende om tegemoet te komen aan de noden van de bevolking? Ja, meent de commandant van het leger in de Gazastrook. Nee, stellen vier Israëlische mensenrechtenorganisaties.

Van onze correspondent
2 June 2004 11:36Gewijzigd op 14 November 2020 01:17

Zondag sprak het Israëlische hooggerechtshof zich uit in een zaak die vier mensenrechtenorganisaties, Artsen voor de Mensenrechten, Associatie voor Burgerrechten in Israël, Centrum voor de Verdediging van het Individu en B’Tselem, op 20 mei tegen het Israëlisch leger hadden aangespannen. Daarin eisten ze onder meer dat het leger medische zorg zou toestaan en de toevoer van elektriciteit, water, voedsel zou herstellen.

Of het Israëlische leger er verstandig aan deed de Gazastrook binnen te vallen, liet president Aharon Barak van het Israëlische hooggerechtshof zondag in het midden. Wel sprak hij zich uit over de vraag of de militaire operatie op wettelijke wijze werd uitgevoerd. Het resulteerde in een vermaning aan het leger om zich beter aan de normen van het internationale en het Israëlische recht te houden.

„De militaire operaties van het Israëlische verdedigingsleger worden niet gehouden in een wettelijk vacuüm. Er zijn wettelijke normen van het internationaal gewoonterecht, van de verdragen die Israël heeft ondertekend en van de fundamentele principes van de Israëlische wet, die bepalen hoe de militaire operaties moeten worden uitgevoerd”, aldus Barak. De president wees er verder op dat ook de Joodse en de democratische waarden waarop de staat Israël gebaseerd is de mensenrechten en menselijke waardigheid respecteren.

Het leger is verplicht zelf maatregelen te nemen om het functioneren van medische voorzieningen te waarborgen. Noch het feit dat Palestijns medisch personeel ambulances misbruikt voor militaire doelen als wapenvervoer en vervoer van terroristen, noch de bemoeienis van internationale hulporganisaties ontslaan het leger van die plicht, zo bepaalde het hof.

Het standpunt dat slachtoffers zonder plechtigheid kunnen worden begraven, verwierp het hof. „Een begrafenis dient plaats te vinden met respect en het leger moet hierover overleg voeren en dit met de plaatselijke autoriteiten bespreken. Dat het leger een Israëlische medische delegatie de toegang tot de Gazastrook verbood, was volgens het hof terecht, omdat de leden in dat gebied te veel gevaar zouden lopen.

De gedaagde commandant benadrukte dat het leger belangrijke pogingen deed om tegemoet te komen aan de noden van de bevolking. Een ’humanitaire hotline’ moest dienen als communicatiekanaal voor de hulporganisaties. Een verbindingskantoor regelde contacten tussen het leger en het Palestijnse ministerie van Gezondheid, het Rode Kruis en de Rode Halve Maan en de ziekenhuizen. Verbindingsofficieren waren aanwezig bij de militaire acties om zorg te dragen voor de evacuatie van Palestijnse gewonden, aldus de commandant.

De militair wees erop dat de situatie waarin het leger opereert gecompliceerd is. Palestijnse strijders schoten op soldaten terwijl ze zich onder de burgerbevolking bevonden. Het leger stelde ook dat de vier mensenrechtenorganisaties zich baseerden op Palestijnse bronnen, die de ernst van de situatie zouden overdrijven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer