Van Abeltje tot Zomerzotheid
Titel:
”Encyclopedie van de jeugdliteratuur” onder eindredactie van Jan van Coillie, Joke Linders, Selma Niewold en Jos Staal
Uitgeverij: De Fontein, Baarn, 2004
ISBN 90 261 1988 7
Pagina’s: 381
Prijs: € 49,50. Geen genre roept zo veel weemoedige en behaaglijke herinneringen op als dat van het kinderboek. Alleen daarom al is het een genot om te bladeren in een nieuw naslagwerk op dit gebied: ”Encyclopedie van de jeugdliteratuur”.
Vier deskundigen zorgden voor de samenstelling en schakelden tal van medewerkers in. Niet alleen aan de hand van ruim duizend auteurs- en illustratorsnamen rangschikten zij de lemmata, ook op titel, personage, genre en bekroning kan worden gezocht. Is dat wel praktisch, vraag ik me af als ik de mooie uitgave voor het eerst in handen houd. Ik loop meteen maar naar onze jeugdboekenkasten om de proef op de som te nemen. Eén plank staat vol Thea Beckman. Zij werd in eerste instantie beroemd vanwege ”Kruistocht in spijkerbroek”. Zou er zowel onder haar naam als onder die titel achtergrondinformatie te vinden zijn? Bij de B van Beckman wordt het antwoord op die vraag in één oogopslag duidelijk, want inderdaad staat daar anderhalve kolom tekst met pasfoto van de auteur van historische jeugdboeken en bovendien luidt de vetcursief gedrukte slotregel: ”Zie ook Kruistocht in spijkerbroek”. Bij de K lees ik vervolgens tussen ”Kruimeltje” en ”Kruit Johanna” precies wanneer ”Kruistocht in spijkerbroek” voor het eerst verscheen, waarover het gaat en welke prijs Beckman ermee won.
Het werkt dus.
Moraliserende toon
Aangezien er naast de boekenkast iemand verdiept zit in een spannende Pim Pandoer zoek ik daar meteen even naar. Tevergeefs. Ook de auteur, Carel Beke, ontbreekt. Dat is een gemis, want op boekenmarkten blijkt de serie veel gezocht en duur betaald te worden. De Pim-Pandoerlezer heeft de encyclopedie ondertussen ook ontdekt en wil weten of Willy van der Heide vertegenwoordigd is. Dat is hij inderdaad, plús een verwijzing naar ”Bob Evers”, Van der Heides serie die populair is geworden door, aldus de encyclopedie, haar „vaart, humor en spanning en de afwezigheid van een moraliserende toon.”
Hebben de samenstellers wellicht ook een mening over de aan- of afwezigheid van ”moraliserende tonen” in christelijke kinderboeken? Ze zouden tenslotte niet de enige zijn. Het blijkt mee te vallen. Van Piet Prins bijvoorbeeld wordt objectief gemeld: „Zijn pedagogisch uitgangspunt was dat opgroeiende kinderen een goed (christelijk) voorbeeld verdienen.” Bij zijn ”Snuf de hond”, dat terecht een apart lemma heeft gekregen en ”ongekend populair” wordt genoemd, valt over Tom en Snuf te lezen: „Samen komen ze in het verzet terecht en met veel geluk, in de woorden van Prins is dat met hulp van God, verrichten ze onwaarschijnlijke heldendaden.”
Mijn oog vervalt op de vergeelde rug van ”Jetje uit het huis” van Rie van Rossum, die midden vorige eeuw niet alleen met romans naam maakte, maar ook met kinderboeken. Bij de R is ze niet vinden, wel staan daar onder meer Rowling J. K. (van de Harry-Potterrage); Rozemarijntje (Van W. G. van de Hulst) en Rutgers van der Loeff An. Die laatste heeft een welverdiende extra grote plaats gekregen, plús een verwijzing naar twee titels, namelijk ”Lawines razen” en ”De kinderkaravaan”.
Narnia-kronieken
Terug naar de christelijke boeken. Klassiekers zijn allemaal van de partij. ”Bartje” van Anne de Vries kreeg uiteraard een eigen lemma, evenals ”Engelandvaarders” van K. Norel. De auteurs komen onder hun achternaam aan bod. Uit het buitenland is onder anderen C. S. Lewis met zijn Narnia-kronieken opgenomen. Wel wonderlijk dat niet de jongste druk van de serie verschenen bij Callenbach met de originele illustraties wordt genoemd. De samenstellers moeten van het bestaan afgeweten hebben, want een omslag daarvan is wél afgebeeld.
Christenschrijvers van nu lijken totaal uit beeld te zijn. Zelfs degenen onder hen die de afgelopen jaren in de prijzen vielen, tellen niet mee. Frans van Houwelingen, Vrouwke Klapwijk, Guurtje Leguijt, Ben Slingenberg en Marianne Witvliet schitteren allen door afwezigheid. Ook oudere bekenden zoals Gerbrand Fenijn, die bijvoorbeeld wel in het ”Lectuur Repertorium 1967-1978” is opgenomen, ontbreken.
Dat roept vragen op over de selectie. Waarom komen christelijke kinderboekenschrijvers uit het tijdperk van Van de Hulst wél, maar die van nu niet in aanmerking? Geïnteresseerden op dit gebied zullen voortdurend misgrijpen als zij dit nieuwe naslagwerk ter hand nemen en hun toevlucht moeten nemen tot de website www.christelijkekinderboeken.nl. Totdat er ook een chrístelijke encyclopedie van jeugdliteratuur verschijnt, wellicht.