Kerkgeschiedenis met een knipoog: Een blijmoedige gever en een schatrijke boer
De gereformeerde gezindte staat bekend om vrijgevigheid als het gaat om hulp aan onze naasten. Collecteopbrengsten zijn vaak het bewijs hiervan. Armenzorg is onderdeel van de Decaloog: de naasten liefhebben als onszelf. Paulus vraagt op vier plaatsen in zijn brieven om collecten voor onder andere de heiligen te Jeruzalem. Om te geven náár en zelfs bóven vermogen!
Het geslacht Overduin telt een aantal predikanten. Van sommigen is hun vrijgevigheid bekend. Neem dominee Daniël Christiaan Overduin (1875-1946). Met zijn broer Johannes verliet hij in 1930 het verband van de Gereformeerde Gemeenten. Eerstgenoemde stond van 1918 tot 1923 in Rotterdam-Centrum. Het aardse slijk kon hem niet bekoren. De gemeente die hij in 1918 achterliet gaf slechts een schamel traktementje, onvoldoende voor het grote domineesgezin. Rotterdam was heel wat royaler. Toen het gezin Overduin per boot in Rotterdam aankwam, verbaasden de kerkenraadsleden zich over de armoedige kleding van de kinderen. Een ouderling nam de kinderen mee naar een kledingzaak. Daar werden ze in het nieuw gestoken. Rekening diaconie.
Toch was het moeilijk voor het gezin Overduin om de eindjes aan elkaar te knopen. Dat stond het sociale karakter van de voorganger niet in de weg. Als hij een boodschap moest doen, gaf zijn vrouw hem afgepast geld mee. Anders gaf hij het wisselgeld weg. En ondanks deze maatregel gebeurde dat nóg wel. Voor hij bij de winkel was, gaf hij het boodschappengeld soms al aan een arm gemeentelid en kwam hij met lege handen thuis. Het is gebeurd dat hij van huisbezoek op z’n sokken thuiskwam. De man die hij bezocht had geen goede schoenen meer. Met een winterjas gebeurde hetzelfde.
Zijn broer Johannes toonde in Werkendam ook zijn sociaal bewogen hart. Voor de kerstdagen deelde hij slachthanen uit aan behoeftige gezinnen. Die beesten had hij bij een boer uit zijn gemeente opgehaald – maar vergat ze te betalen. Ongetwijfeld werd het gebaar door de armen gewaardeerd, hoe dan ook.
In Ons Kerkblad (hervormde gemeente Rijssen) van 27 januari 1934 las ik een diaconale opwekking: „Straks wordt weer de jaarlijksche wintercollecte gehouden. In een moeilijke, zéér moeilijke tijd. Velen kunnen thans niet veel missen, meerderen in ’t geheel niets. Maar laten we dan toch allen elkanders lasten dragen in den gebede.”
En dan wordt een predikant geciteerd die als volgt een collecte aanbeval: „Heeft de Heere u goud geleend, geef dan goud; heeft Hij u zilver geleend, geef dan zilver; heeft Hij u koper geleend, geef dan koper. En God heeft den blijmoedigen gever lief.”
Van ds. H. J. Budding (1810-1870) is bekend dat hij, wandelend met een schatrijke boer, een bedelaar tegenkwam. „Mag ik uw beurs even vasthouden?” vroeg hij. De verbouwereerde boer gaf hem zijn goedgevulde portemonnee. Die werd omgekeerd in de pet van de verbaasde bedelaar. Die man had een bijzonder goede dag, de boer een mindere.