Rots der eeuwen
Psalm 71:3a
„Wees mij tot een Rotssteen om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan.”
De duif wordt opgejaagd door de havik, en vindt geen bescherming tegen haar rusteloze vijand. Ze heeft begrepen dat er voor haar een schuilplaats is in de rotskloof, en zij haast zich erheen met blijde wiekslag. Eenmaal geheel beschut in haar toevluchtsoord vreest zij geen roofvogel. Maar als zij zich niet verborg in de rots, zou zij door haar vijand worden gegrepen. De rots zou van geen nut zijn voor de duif, als de duif niet in de kloof ging. Haar gehele lichaam moet in de rots worden verborgen. Als tienduizend andere vogels daar een beschutting vonden, zou toch dat feit die éne duif niet redden, die nu door de havik wordt achtervolgd! Zij moet zich geheel in de schuilplaats begeven en zich in haar toevluchtsoord verbergen, anders zal haar leven een prooi worden van de verdelger. Wat een uitnemend beeld is dit van het geloof! Dat is ingaan in Jezus, zich verbergen in Zijn wonden. „Rots der eeuwen, troost in smart, Wees een schuilplaats voor mijn hart.” De duif is uit het gezicht: alleen de rots is te zien. Zo snelt de schuldige ziel door het geloof naar de doorboorde zijde van Jezus, en zij verbergt zich in Hem, buiten het gezicht van de wrekende gerechtigheid. Maar om te schuilen bij Jezus moet er de persoonlijke aanneming zijn.
Charles Haddon Spurgeon,
predikant te Londen
(”Rond de enge poort”, 1889)