Euthanasie in Nederland steeds vaker toegepast
Het percentage sterfgevallen als gevolg van euthanasie is in Nederland gestegen van 1,7 in 1990 naar 4,5 procent in 2015.
Dat becijferen drie Nederlandse onderzoekers in een artikel dat het Amerikaanse vakblad The New England Journal of Medicine de afgelopen nacht online heeft gezet. De drie zijn al jaren betrokken bij het evalueren van de euthanasiepraktijk. Ze ontlenen hun informatie aan de vijfjaarlijkse onderzoeksrapporten die vanaf 1990, voor en na het van kracht worden van de Nederlandse euthanasiewet in 2002, zijn gepubliceerd.
Andere medische beslissingen rond het levenseinde waarvan de onderzoekers de frequentie in kaart hebben gebracht zijn het intensiveren van de morfinetoediening aan patiënten om pijn en benauwdheid te bestrijden, het afzien van een levensverlengende behandeling en het toepassen van continue, diepe sedatie waarbij het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase opzettelijk wordt verlaagd.
Voorafgaand aan het overlijden meer morfine geven, gebeurde in 2015 bij naar schatting 36 procent van alle sterfgevallen; evenveel als in 2010. In 1990 ging het nog om 19 procent. Het percentage sterfgevallen dat voorafgegaan werd door een niet-behandelbeslissing bleef gedurende de hele onderzochte periode van 1990 tot 2015 met ruim 18 procent stabiel. Een sterke stijging vertoont het percentage sterfgevallen waarbij palliatieve sedatie wordt toegepast: van 8 procent in 2005 naar 18 procent in 2015. Meestal werd bij de gesedeerde patiënt ook de morfinetoediening geïntensiveerd, dan wel een levensverlengende behandeling gestaakt.
Uit het laatste, begin dit jaar verschenen evaluatierapport blijkt dat artsen bij zo’n 18 procent van de ingewilligde euthanasieverzoeken niet de gangbare euthanasiemiddelen gebruikten, maar bijvoorbeeld morfine. Om die reden definieerden ze hun handelen niet als euthanasie, terwijl het bespoedigen van het levenseinde naar hun eigen zeggen wel het nadrukkelijke doel was. Bij zo’n 2 procent van wat artsen omschrijven als het intensiveren van de pijnbestrijding gebeurt iets vergelijkbaars. Daar worden (veel) hogere doseringen gebruikt dan nodig, hetgeen het levenseinde waarschijnlijk bespoedigt.
Alles bij elkaar leidt dit ertoe dat ongeveer een vijfde van alle euthanasiegevallen waarschijnlijk niet wordt gemeld, zo stelden de onderzoekers in juni in het vakblad Medisch Contact.
De RMU noemt de groei van het aantal euthanasiegevallen niet verrassend, maar wel zeer verontrustend. „Het hellend vlak lijkt in enkele decennia te zijn veranderd in een steile glijbaan. Daarbij is het overigens zaak goed onderscheid te blijven maken tussen euthanasie en zorgvuldig toegepaste, palliatieve zorg”, aldus RMU-bestuurder P. Schalk donderdagochtend. Op informatie- en toerustingsbijeenkomsten voor werkers in de zorg blijft de RMU benadrukken dat niemand verplicht is om mee te werken aan euthanasie. Schalk: „Het is van belang dat werkers in de zorg hun positie duidelijk markeren.”