Hemelse garderobe
Mattheüs 7:13
„Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan.”
Zelfs als wij enige gerechtigheid bezaten waarop wij ons konden beroemen en als onze vijgenbladeren breder waren dan gewoonlijk en niet zo volkomen verwelkt, dan zou het nog wijs zijn om ze weg te doen en de gerechtigheid te aanvaarden die God veel meer moet behagen dan wat ook van onszelf. De Heere moet in Zijn Zoon meer zien wat aanvaardbaar is dan in de beste van ons. De beste van ons! Het lijken wel spotwoorden, ofschoon zij zo niet worden bedoeld. „Er is niemand die goed doet, niet tot één toe.”
Ik, die deze regels schrijf, wil wel zeer openhartig bekennen dat ik geen draad goedheid van mezelf bezit. Ik zou er niet eens een lomp, of een stuk van een lomp, van maken. Ik ben totaal ontbloot. Maar al had ik het netste pak van goede werken dat de hoogmoed zich kan voorstellen, dan zou ik het stukscheuren, om alleen maar de klederen des heils te kunnen aantrekken, die door de Heere Jezus uit de hemelse garderobe van Zijn verdiensten om niet worden geschonken.
Het is het meest tot verheerlijking van onze Heere Jezus Christus als wij alle goeds van Hem verwachten. Dit is Hem behandelen zoals Hij waardig is om te worden behandeld. Want daar Hij God is en er buiten Hem geen ander is, zijn wij verplicht op Hem te zien om zalig te worden.
Charles Haddon Spurgeon,
predikant te Londen
(”Rond de enge poort”, 1889)