Tollenaar
De ander uit de gelijkenis was een tollenaar. Dat was iemand die de schatting (een soort belasting) van de Joden moest innen voor de Romeinen. Hij had hetzelfde oogmerk als de Farizeeër. Hij ging ook op naar de tempel om te bidden, maar met een zeer verschillend gedrag vergeleken met de eerste.De Farizeeër drong vrijmoedig door, maar deze tollenaar stond van verre, mogelijk in de buitenste voorhof. De eerste was vol verwaandheid en eigengerechtigheid, maar deze is bewogen met zichzelf. Daarom durfde hij zijn ogen niet naar de hemel op te heffen, maar hij slaat op zijn borst ten teken van uiterste verslagenheid. Hij roept: O God! wees mij zondaar genadig!
Beide personen waren zeer verschillend in hun gedrag met betrekking tot het bidden. Niet minder verschillend was hun loon. Want van de tollenaar staat dat hij gerechtvaardigd naar zijn huis ging, voldaan in zijn begeerte, vrijgesproken van zijn schuld en ongerechtigheden. Van hem staat er: meer dan de Farizeeër. Dat kan ook vertaald worden met: de Farizeeër niet.
Wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en aan de andere kant, wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. God wederstaat de hoogmoedige, maar de nederige geeft Hij genade.
C. Groen, predikant te Goeree (Een kerkganger als een hartelijke bidder, 1727)