Onduidelijkheid over verdrinking Eritrese vrouw
Hoe het ongeluk in Oldebroek met een 24-jarige vluchtelinge uit Eritrea heeft kunnen gebeuren, is zes dagen na haar verdrinking nog niet duidelijk. De vrouw had een verblijfsvergunning en woonde in Oldebroek.
Of er iemand verantwoordelijkheid draagt voor de dood van de vrouw van Eritrese afkomst is onduidelijk. Verschillende partijen wijzen naar elkaar en naar de eigen verantwoordelijkheid van het slachtoffer. De 24-jarige vrouw van Eritrese afkomst verdronk vrijdag in een meertje bij bungalowpark ’t Loo in Oldebroek. De vrouw, een vluchtelinge, woonde sinds anderhalf jaar met ongeveer dertig andere vrouwen in Wezep in een pand voor mensen met een verblijfsvergunning.
Het slachtoffer was met de andere vrouwen uit het huis bij het meertje. De vrouw verdween vrijwel meteen plotseling onder water. Ze bleek niet te kunnen zwemmen. Pas na bijna een uur zoeken door hulpdiensten werd de vrouw gevonden. Ze werd gereanimeerd en naar het ziekenhuis gebracht, maar kort na aankomst daar overleed ze. De politie gaat uit van een ongeval.
Door de verblijfsstatus van het slachtoffer is de gemeente Oldebroek en niet het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als eerste verantwoordelijk voor de gang van zaken in het huis en het doen en laten van de bewoners.
De gemeente zegt via een woordvoerder „dat de Eritrese vrouwen door Oldebroek heel intensief worden begeleid. De afgelopen twee jaar is er dagelijks iemand van VluchtelingenWerk aanwezig voor begeleiding. We wijzen hen bijvoorbeeld op de gevaren op de weg en van water. Een voorbeeld hiervan is dat we hun meteen in de eerste dagen hebben leren fietsen. Ondanks dat we hen begeleiden waar we kunnen, houden ze hun eigen verantwoordelijkheid. Ze zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen.”
Het COA is belast met de opvang van asielzoekers die in afwachting zijn van een verblijfsvergunning. Het is vaak onduidelijk hoe het is gesteld met de zwemvaardigheid van asielzoekers.
Het COA en VluchtelingenWerk Nederland pleiten ervoor dat alle asielzoekers die dat nodig hebben zwemles krijgen. „Mensen die in asielzoekerscentra verblijven, worden op alle manieren voorbereid op hun verblijf in ons land. Dus ook op het gebied van zwemvaardigheid. Als een asielzoekerscentrum in de buurt van zwemwater staat, leggen we uit dat mensen zwemles moeten nemen als dat mogelijk is”, zegt Jan Willem Anholts van het COA. Volgens Anholts mogen asielzoekers verder gaan en staan waar ze willen, dat is hun eigen verantwoordelijkheid. „Als asielzoekers naar een meertje willen, hebben zij die mogelijkheid.”
De vraag hoe het tragische ongeluk heeft kunnen gebeuren, is ook volgens Martijn van der Linden van VluchtelingenWerk niet eenvoudig te beantwoorden. „Helaas is de vrouw niet de eerste asielzoeker die slachtoffer is geworden van verdrinking. We hameren er dan ook voortdurend op dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het bijbrengen van zwemvaardigheid.”
In 2016 zijn er in Nederland 86 mensen door verdrinking om het leven gekomen. Kinderen tussen de vijf en de tien jaar zijn naar verhouding het vaakst slachtoffer van verdrinkingsongevallen. In de afgelopen zeven jaar verdronk een op de 100.000 kinderen met een niet-westerse achtergrond. Dat cijfer is tien keer zo hoog als bij kinderen van deze leeftijd met een Nederlandse achtergrond.
Vergunninghouder
Verspreid over het land zijn er steeds meer initiatieven waarbij zwemlessen aan vluchtelingen en minderheden worden aangeboden. „Waar mogelijk zullen we, net zoals de andere betrokken instanties, mensen met raad en daad bijstaan”, aldus Van der Linden. Ook het COA zegt actief mee te werken aan initiatieven die de zwemvaardigheid van asielzoekers bevorderen. Het is niet bekend hoeveel vluchtelingen, asielzoekers en status- en vergunninghouders er jaarlijks door verdrinking omkomen.