Nog steeds drijven er doden in het water
Tot voor kort speelden de mannen domino in de schaduw van het marktplein van Mapou, een dorp in het zuiden van Haïti, terwijl de vrouwen gehurkt zaten bij stapels uien of andere handelswaar. Nu staat het plein onder 6 meter water en ruikt het in Mapou naar de dood.
Op de markt ontmoetten de inwoners van het dorp elkaar. „Met een drankje in de hand klaagde je over de oogst of vertelde je over je familieperikelen”, zegt Montero Saint-Louis, een van de overlevenden. „Iedereen ging ernaartoe. Nu kunnen we nergens meer naartoe.”
Ruim een week na de overstromingen die in Haïti en de Dominicaanse Republiek duizenden mensen het leven kostten, drijven er nog steeds dode lichamen in het water. Er zijn niet genoeg boten en niet genoeg mensen: hulporganisaties concentreren zich voorlopig op het verlenen van hulp aan de levenden. Het bergen van alle doden komt als iedereen weer te eten heeft.
De meeste van de iets welvarender inwoners van Mapou hebben de overstromingen overleefd. Zij woonden in betonnen huizen, betaald van de opbrengst van hun bedrijfjes of met geld dat is verdiend in de Dominicaanse Republiek, het rijkere buurland. Het zijn vooral de armen die door het water zijn weggevaagd, met lemen huis en al.
„Ik herinner me Madame Roget”, zegt Denis Philipe, de plaatselijke bakker. Madame Roget stond bekend om haar griot, de gemarineerde varkenspoten die zij verkocht. „Niemand heeft haar meer gezien. Veel mensen uit de lemen huizen zijn gewoon verdwenen.”
Buiten het dorp ruikt het naar de munt die hier veel wordt verbouwd. Boeren, wier maïs de overstromingen niet heeft overleefd, staan in de rij voor voedsel, dat wordt uitgedeeld door Amerikaanse, Canadese en Chileense soldaten van de internationale troepenmacht die sinds drie maanden in Haïti is om de orde te bewaren nadat rebellen president Jean-Bertrand Aristide hadden verjaagd.
Veel voedsel is er niet. Een katholieke hulporganisatie heeft 30.000 kilo voedsel klaarliggen in de naburige kuststad Grand Gosier, maar het is onmogelijk gebleken de bergrug over te steken die Mapou scheidt van Grand Gosier. Zelfs per muilezel zijn de modderige paden onbegaanbaar. Uiteindelijk zijn een paar hulpverleners te voet naar Mapou vertrokken, om de overlevenden te vertellen dat zij in Grand Gosier zo veel tarwe, rijst, sojabonen en olie kunnen afhalen als een gezin van vijf personen voor vijftien dagen nodig heeft.
De 87-jarige Philis Milfort heeft vorige week acht familieleden verloren. Van hen was hij afhankelijk sinds hij drie jaar geleden door koudvuur een been verloor. „Mijn been is weg, mijn vee is weg, mijn huis is weg en mijn familie is weg. Dit dorp is vervloekt.”
Het is niet voor het eerst dat Mapou door een overstroming wordt getroffen. In 1998 sloeg de orkaan George toe. Tientallen mensen kwamen om het leven, het dorp werd verwoest. Sommige huizen waren nog steeds niet gerepareerd toen het water kwam.
De diepe armoede verklaart de gevolgen die noodweer hier kan hebben. Waterleiding en elektriciteit zijn er niet. Mensen koken op hout, gekapt op de bergen langs de vallei waarin het dorp ligt. Over de ontboste stroken op de hellingen kolkt het water naar beneden. Het neemt stenen en boomstammen met zich mee.
Het dorp is genoemd naar een boom die volgens het volksgeloof, voodoo, heilig is, omdat geesten in de boom samenkomen. Er zijn nog maar een paar mapous over in de omgeving. De meeste zijn van enorme omvang en meer dan honderd jaar oud. Een van de voodootempels van Mapou was opgetrokken uit mapou-hout. De tempel is verdwenen, samen met de houngan, de priester. Hij behoort tot de honderden vermisten in Mapou, dat voorheen zo’n 3000 inwoners had.
De Haïtiaanse interim-regering overweegt af te zien van de wederopbouw van Mapou en de inwoners te laten verhuizen naar een plaats buiten de „vervloekte” vallei. „Tot het zover is moeten we maar zien wat God met dit dorp voor heeft”, zegt de 87-jarige Milfort. „Het is in Zijn handen.”