Cultuur & boeken

Heimwee naar harde jaren

Titel:

Marianne Witvliet
27 February 2002 10:24Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

”Toen je nog op straat kon spelen. Prenten van Cornelis Jetses”
Auteur: Jan A. Niemeijer
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2001
ISBN 90 4350 290 1
Pagina’s: 68
Prijs: € 11,32. De titel ”Toen je nog op straat kon spelen” roept onmiddellijk herinneringen en heimwee op naar een tijd waarin zelfs stadskinderen niet voor auto’s uit hoefden kijken. Af en toe bolderde een kar door de straten. Ze gingen dan even de stoep op met hoepel of tol. De briljante illustrator Cornelis Jetses tekende rond 1900 het leven om zich heen. Precies zoals het was. Behalve dan de zorgelijke gezichten, de tranen en het zweet.

Inderdaad, als Cornelis Jetses (1873-1955) geen illustrator was geweest, hadden we andere beelden overgehouden uit de beginjaren van de twintigste eeuw. Van vergeelde foto’s van groot- of overgrootouders bijvoorbeeld. Die laten dezelfde kleding zien, dezelfde paarden, wagens en molenaars. Maar ze laten ook iets zien dat Jetses ons onthield: de zorgen van die tijd.

Jan A. Niemeijer, biograaf van Cornelis Jetses, is de auteur van het in 1978 verschenen ”Toen je nog op straat kon spelen”, dat herzien en aangevuld is met passages uit ”Zo’n andere wereld” uit 1996. „Wat was alles toen nog anders, stiller en rustiger”, mijmert Niemeijer. „De wegen waren smal en leeg. Fietsen zag je nog niet veel en auto’s waren een zeldzaamheid. Maar was het zo’n gelukkige tijd?” vraagt de auteur zich af. „De meeste mensen moesten sappelen om het hoofd boven water te houden. Wie ziek of invalide was kreeg geen geld en wie oud geworden was moest zichzelf maar zien te redden.”

Hoewel de uitgave is aangepast, mag de stijl van Niemeijer rustig moraliserend genoemd worden. Kritiekloos volgt hij de bewegingen van de jonge Jetses, die vanuit Bremen naar Groningen reist om een opdracht van de uitgever J. B. Wolters in ontvangst te nemen. Jetses, van huis uit Groninger, volgde zijn opleiding aan de kunstacademie Minerva. Op aandringen van de toen bekende schilder Arthus Fitger volgden nog enkele jaren studie aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Fitger zag in Jetses een compagnon in het maken van wand- en plafondschilderingen in kastelen en landgoederen, waarop Jetses naar Bremen vertrok. De opdrachten bleven echter uit. Vandaar dat Jetses gretig op de uitnodiging van Wolters inging.

Ot en Sien
Bij de uitgever maakte de illustrator kennis met H. Scheepstra. Deze auteur van volgens de uitgever „alleraardigste boekjes” en leraar aan de Rijkskweekschool in Groningen werkte samen met de onderwijskundige Jan Ligthart. De intentie was om het alledaagse leven en de natuur in uiteenlopende situaties op een levensechte manier bij schoolkinderen te brengen.

Jetses heeft vanaf het begin feilloos aangevoeld wat de bedoeling was. Met precisie, liefde en een hang naar schoonheid ging deze vriendelijke man te werk en het verbaast niemand dat de eerste schoolboekjes een doorslaand succes werden. Geen onderwerp leek voor de tekenaar te moeilijk. Of het nu om een interieur van een kruidenierswinkel, het blussen van een brand met brandweerwagens vol slangen, toeters en bellen in een drukke winkelstraat of om mensenmassa’s ging, in het juiste perspectief en uitgekiend tot in de kleinste details leverde Jetses zijn platen.

De uitgever had na het succes van de eerste boekjes dan ook meteen door met een natuurtalent van doen te hebben en leverde haastig nieuwe opdrachten. Met zijn schetsboek onder de arm stapte de tekenaar scholen binnen en tekende blozende, blonde meisjes met schortjes en klompen - in combinatie met jongetjes, voorzien van kortgeknipte koppies en kuitbroeken. Daarmee creëerde hij tegelijk de onvergetelijke Ot en Sien. Jetses’ vaders hadden markante koppen met gedraaide snorren, moeders leken zorgzaam en lief, en kleermakers met gekruiste benen op tafel waren precies het soort mannetjes dat je je daarbij voorstelde.

Zonder zweet
Toch ben ik het niet met Niemeijer eens als hij beweert dat Jetses niet romantiseerde, maar het leven vastlegde zoals het was. Niemeijer schetst namelijk wel hoe zwaar de tijden waren. Kinderen konden dan wel op straat spelen, maar meteen na de lagere school verdwenen meisjes ergens in de huishouding om alleen ’s zondags een paar uurtjes vrij te hebben. Jongens werkten zo’n zeventig uur per week op boerenbedrijven. Een enkeling had het geluk bij een timmerman of een bedrijf terecht te komen waar je wat minder uren draaide. Studeren was er niet bij.

Bekijk je Jetses’ tekeningen die deze arbeid illustreren, dan zie je nergens zweet en tranen. Hoewel kinderen slechts één keer per week in bad gingen en hun kleren niet vaker gewassen werden, dragen de aandoenlijke kinderen van Jetses gestreken schortjes onder blozende, open gezichtjes. Moeders kijken vertederd of lachen, zelfs wanneer zij op akkers de spade in de grond steken. Hun katoenen jurken vertonen geen zweetplekken. In een klas met kinderen zie je uitsluitend lachende gezichtjes. Nergens afgetobde, diepgegroefde trekken, tranen of verbittering. Wat toch denkbaar was in gezinnen waar kinderen vaak op jonge leeftijd overleden aan infectieziekten.

Wie de kritiekloze en ondanks aanpassingen taai gebleven stijl van Niemeijer voor lief neemt, leert niet veel over Jetses’ kunst op zichzelf, maar wel over hoe het er destijds allemaal aan toeging. Bij tekeningen over het malen van meel staat een uitvoerige beschrijving over molenaars uit die tijd en de manier waarop zij werkten. De kunstenaar Jetses komt wat dat betreft veel minder uit de verf. Wel spreken de illustraties voor zich. Jetses schilderde schoonheid en leek zich af te sluiten voor de minder mooie kanten, die bleven buiten beeld. Het neemt niet weg dat hij een buitengewoon begaafd illustrator was die soms onmogelijke opdrachten kreeg voorgeschoteld.

Boterton
Wat te denken van een opdracht voor een schoolplaat over de boterbereiding? De uitgever plaatste daar de volgende kanttekening bij: „Het heele bedrijf moet aanschouwelijk worden voorgesteld: de weide met de koeien, waarvan de melk komt, de kelder met de vaten waarin de melk staat te zuren; het karnen in de boterton met blank geschuurde koepels; het kneden, zouten, afwegen en vormen van de boter met de daarvoor gebruikte gereedschappen.” Wenselijk was ook een poes en een geit erbij te tekenen. Leg zo’n opdracht neer bij hedendaagse illustrators en de meerderheid haakt af. Jetses niet. Hij zat kleumend in de kelders van een Friese kaasboerderij, tot de boerin een stoof aandroeg voor zijn versteende ledematen.

Al met al heeft Jetses ons veel geleerd. Hij liet vergane glorie na, die we heel terecht nog altijd koesteren. Want hoe hard de tijden ook waren, gezinnen waren de hoekstenen van onze samenleving en werden niet geteisterd door een 24-uurseconomie. Liefde en saamhorigheid waren de wapens in de strijd tegen het harde leven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer