Klem tussen meidoorn en Zeeuwse pieper
’s-GRAVENPOLDER - Als het tweede pinksterdag nog steeds mooi weer is, zullen ongetwijfeld veel dagjesmensen een fietstocht maken langs de bloeiende Zuid-Bevelandse bloemdijken of de lommerrijke akkerranden in de rest van Zeeland. Misschien ontmoeten ze zelfs de Zeeuwse schaapskudde. Maar over deze elementen in het Zeeuwse platteland is het laatste woord nog niet gezegd.
Stichting de Zeeuwse schaapskudde verkeert in financiële nood en boeren hebben meer te doen dan meidoorns in de akkerrand te onderhouden. De provincie discussieert dan ook over de toekomst van het Zeeuwse platteland. In de provinciale nota Omgevingsplan Zeeland, die in 2006 gereed moet zijn, komt te staan hoe de Zeeuwen de komende tien jaar verder moeten met milieu, natuur, ruimte en water. Die zogeheten groen-blauwe elementen zijn belangrijk voor Zeeland als toeristische en landelijke provincie, vinden veel voorstanders van een ruimtelijk Zeeland.
Van hen is de Zeeuwse Milieu Federatie (ZMF) niet de minste speler. Volgens de ZMF beseft de provincie niet goed welke waarde ze in handen heeft met de aanwezigheid van de „groen-blauwe gebieden.” Vorige week voerde de club een pleidooi om te komen tot een „landschappelijk netwerk”, waarin verschillende landschapselementen op elkaar inspelen en met elkaar samenwerken.
Een voorbeeld: de provincie kan een mooi fietspad aanleggen door het agrarisch gebied van Zuid-Beveland. Tegelijkertijd doen de aanwezige boeren hun best méér knotwilgen en waterpoelen in stand te houden, het zogeheten agrarisch natuurbeheer. Ook het aanbieden van een soort bed(&(breakfast voor fietsers, in Zeeland al bekend onder de naam ”boerenbed en -brood”, is een mogelijkheid. De aanwezigheid van de schaapskudde op de dijken maakt het plaatje compleet.
Het is echter wel duidelijk dat het zonder de medewerking van de boeren nooit zal lukken. Zij zijn de dragers van het landschap en hebben het grootste gedeelte van het Zeeuwse platteland in gebruik. En voor hun productie zijn bloeiende akkerranden, knotwilgrijtjes, drinkpoelen en andere natuurlijke landschapselementen nu eenmaal overbodig.
Gijs van Zonneveld van de ZMF erkent de cruciale rol van de boeren. „Van hen moet het uiteindelijk komen. Natuurlijke akkerranden vormen inderdaad geen productie, maar ze zijn wel heel aantrekkelijk voor onder anderen toeristen. Daarom krijgen de boeren een vergoeding voor het onderhoud van dit soort elementen in het landschap.”
Bij een soortgelijk project in de regio Eem en Vallei onderzochten plannenmakers eerst de interesse bij boeren. ZMF heeft nog niet zo’n interessepeiling uitgevoerd, erkent Van Zonneveld.
Zitten Zeeuwse boeren wel op deze plannen te wachten?
„Enerzijds hebben ze hart voor hun omgeving. Anderzijds zijn er boeren wie het totaal niets interesseert. Zij gaan alleen voor rechte voren en een zo hoog mogelijke productie.”
De mens is in de afgelopen eeuw een beetje doorgeschoten in zijn ingrijpen in de natuur, vindt Van Zonneveld. „Dat komt natuurlijk ook door watersnoodrampen en oorlogen. Dan is de productie van voedsel nu eenmaal het belangrijkst. Maar nu zijn we daar zo ver in doorgegaan dat de diversiteit van het landschap steeds minder wordt. We moeten terug naar de bloemdijken.”
Een deel van de boeren is mordicus tegen die plannen, merkt de woordvoerder van de ZMF. „Vooral bij de oudere generatie merk je soms zware weerstand. Die zeggen: Ik heb honger meegemaakt, ik heb hard moeten werken voor mijn grond, en nu gaan ze het verkwanselen. Maar we moeten oppassen ons niet zo veel toe te eigenen dat er geen ruimte meer is voor natuur en landschap.”
G. W. Heijboer uit ’s-Gravenpolder is een van de agrariërs die een gedeelte van hun grond voor „natuurlijke landschapselementen” hebben bestemd. De boer doet het al jaren, maar niet van harte. „Want de overheid komt niet met centen over de brug. Het lijkt er zelfs op dat de vergoedingen voor akkerranden binnenkort nog verder zullen dalen. Ik hoor van een heleboel boeren dat ze er liever mee willen stoppen. En als het zo doorgaat, stop ik ook.”
Volgens Heijboer, met zijn akkers aan de randen van de Westerschelde, staan de vergoedingen die hij krijgt voor zijn natuurlijke akkerranden niet in verhouding tot wat de gewone productie opbrengt. „Ik vang ongeveer de helft van wat ik zou krijgen als ik aardappelen verbouwde.”
Maar boer zijn betekent vandaag de dag toch meer dan alleen maar letten op de productie?
„Zeker. En daarom onderhoud ik die akkerranden ook. De boeren hebben al genoeg te lijden gehad onder een slecht imago. De burger wil wat meer natuur, en dus zeggen we: Wat maakt het uit of ons land volstaat met aardappels, met tarwe of met akkerranden. Zelf vind ik de bloeiende meidoorns ook een prachtig gezicht. Maar wij moeten ze wel onderhouden, en daar verdien ik het zout in de pap niet mee.”
Het is voor Heijboer echter niet alleen een geldkwestie. „Als ik het in het groot zie, constateer ik een voedseltekort in de wereld. Op mijn land groeien de aardappelen goed. Eigenlijk is het zot om die vruchtbare gronden voor andere doeleinden aan te wenden.”