Sandinisten wagen opnieuw poging
Ze verkeren voor de derde keer in de veronderstelling dat ze de verkiezingen zullen winnen: de sandinisten in Nicaragua. In 1990 verloren ze verpletterend, in 1996 verloren ze ‘minder erg’ en nu is er de herkansing van morgen waarbij ze op voorhand uitgaan van de zege. Maar de rivaal is volgens peilingen net zo sterk en dus beloven het spannende verkiezingen te worden in het Midden-Amerikaanse land.
In het normaal zo gezapige Nicaragua heerst om de zoveel jaar de verkiezingshectiek. De bevolking wordt dan zoetgehouden met muziek en mooie praat – een welkome afleiding voor mensen die wonen in het armste land van het westelijk halfrond met zijn bruto binnenlands product van 430 dollar per inwoner, een buitenlandse schuld van 6,7 miljard dollar en een handelstekort.
Daniel Ortega, de sandinistenleider die 22 jaar geleden in Nicaragua de macht in handen kreeg, hoopt bij de algemene verkiezingen van morgen het presidentschap te heroveren. Behalve voor een nieuwe president en vice-president mogen de 2,4 miljoen kiesgerechtigde Nicaraguanen hun stem uitbrengen voor de Asamblea Nacional, het parlement in Managua.
Liefdespad
Ortega staat aan het hoofd van het Sandinistisch Front voor Nationale Bevrijding (FSLN). Hij verdreef in 1979 dictator Anastasio Somoza en tot 1990 stond hij aan het hoofd van een socialistische regering die goede contacten onderhield met Cuba en het communistische Sovjetblok. Nicaragua bouwde een geweldig leger op om weerstand te kunnen bieden aan de VS. Toch werd het sandinistisch beleid een regelrecht fiasco en daarom heeft Ortega nu voor een andere strategie gekozen.
Op zijn rondreizen door het land manifesteert hij zich als een ‘messias’. De kameradenretoriek en uniformen heeft hij afgezworen. De jonge Daniel van weleer werpt zich nu op als een vader des vaderlands. De boodschap die hij predikt is er niet langer een van revolutie, maar van vrede en liefde. Zijn campagne heet dan ook “het Pad van Liefde”.
In de race naar het presidentschap ligt de kandidaat van de Constitutionele Liberale Partij (PLC), de zakenman Enrique Bolaños, nek-aan-nek met voormalig president Daniel Ortega. Het grootste deel van zijn bezittingen werd begin jaren '80 in beslag genomen door de sandinisten. Hij was tot afgelopen zomer vice-president onder scheidend president Arnoldo Alemán, maar trad toen af om zich volledig aan zijn campagne te kunnen wijden.
In de peilingen gaat de kandidaat van de regerende PLC gelijk op met Ortega. In de laatste peiling stond Bolaños op 48 en Ortega op 46,7 procent. Bolaños probeerde in zijn campagne de kiezers eraan te herinneren hoe zwaar het leven was onder het sandinistisch juk. Maar deskundigen zijn het er nog steeds niet over eens of de problemen van toen het gevolg waren van het sandinistische geknoei of van de Amerikaanse pogingen de economie van Nicaragua te verwoesten en de Amerikaanse financiële steun aan de rebellen –de zogeheten contra’s– die het socialistische bewind bevochten.
De 73-jarige Bolaños wordt door de meeste Nicaraguanen gezien als een eerlijke man. Hij ziet eruit als een grootvader die het beste voorheeft met zijn land. Critici verwijten hem echter dat hij zijn mond heeft gehouden over de corruptie in de regering van Alemán, waarin hij de nummer twee was. Toch zegt Bolaños dat hij de strijd zal aanbinden met de corruptie, als hij de verkiezingen wint. Hij voegt daaraan toe dat hij niet zoals Violeta Chamorro in 1990 een radicale verandering zal doorvoeren, maar een „morele vernieuwing." Ook denkt de liberale presidentskandidaat de straffeloosheid, machtsmisbruik en het ‘caudillismo’ aan de kaak te stellen.
Diep dal
Toch zullen allen, zowel sandinisten als liberalen, moeten leven met de strenge normen die het Internationaal Monetair Fonds (IMF) oplegt aan het land. Die instelling vindt dat de regering in Managua de tering naar de nering moet zetten: de Nicaraguaanse landbouw gaat door een diep dal en het land exporteert maar voor zo’n 600 miljoen dollar per jaar.
President Alemán heeft Nicaragua alleen maar onheil gebracht. Zo besloot hij dit jaar dat de meeste openbare instellingen en alle diensten van het parlement en de regering enkel nog werken van zeven uur in de ochtend tot twee uur 's middags. Met de nieuwe werkregeling moest worden bespaard op de overheidsuitgaven. Maar de Nicaraguaanse bevolking klaagt dat de ambtenarenmolen nu nog veel langzamer maalt dan vroeger. Tot voor de zomer waren de meeste overheidsdiensten in Nicaragua open van acht tot twaalf en van één tot vijf. Nu hebben alleen de werknemers in de openbare ziekenhuizen, politiemensen en het legerkorps nog een uurrooster dat uit twee dagdelen bestaat. Ongeveer 70.000 andere ambtenaren zijn overgeschakeld naar een werkdag die enkel uit een twee uur langere ochtenddienst bestaat. De maatregel blijft ten minste tot begin 2002 van kracht want dan wordt de regering-Alemán afgelost door de winnaars van de nationale verkiezingen van morgen.
Populair is de openbare arbeidsduurvermindering allerminst. Nicaraguanen van het platteland die officiële documenten nodig hebben, moeten nu vaak een dag naar de hoofdstad reizen om tijdig aan het loket te staan. Ondernemers en zelfs ambtenaren klagen. Een en ander vormt natuurlijk een behoorlijke aanslag op de toch al geringe productiviteit.
Ambtenaren die vinden dat ze te weinig verdienen, hebben nu de namiddag vrij voor een eventueel tweede baantje. Maar de kansen om iets bij te verdienen zijn beperkt in een land waar meer dan 40 procent van de actieve bevolking zonder werk zit.
De vakbonden zijn boos omdat met de nieuwe werkregeling ook meteen de korte pauze van vijftien minuten is geschrapt die elk dagdeel vroeger onderbrak, net als de ontbijt- en lunchvergoeding waar de ambtenaren recht op hadden. Weer andere vakbonden willen de zaak voor het hooggerechtshof brengen – zij beargumenteren dat de maatregel gewoon ongrondwettelijk is.
Beide presidentskandidaten hebben de bestrijding van de hoge werkloosheid als belangrijkste verkiezingsthema gekozen. Bolaños heeft beloofd 150.000 nieuwe banen te scheppen, Ortega spreekt zelfs over 900.000 nieuwe arbeidsplaatsen gedurende zijn ambtsperiode.
Verdeling
In de afgelopen jaren heeft Nicaragua een stortvloed aan politieke partijen zien ontstaan. Door samen te werken bij het hervormen van de grondwet, hebben de conservatieven en de sandinisten het voor andere partijen vrijwel onmogelijk gemaakt een plek te bemachtigen op de kandidatenlijst voor de presidentsverkiezingen. De twee dominante partijen hebben bijvoorbeeld afgesproken de rechtersposten en de ambten bij federale diensten onderling te verdelen. Andere partijen staan daardoor buitenspel.
De Amerikaanse regering is niet overtuigd van de nieuwe boodschap van Ortega en heeft meer dan eens haar bezorgdheid uitgesproken over een mogelijke sandinistische overwinning. Vooral de grootscheepse onteigeningen destijds door de sandinistische regering zijn Washington nog altijd een doorn in het oog.
Ortega heeft geprobeerd de Amerikaanse scepsis over zijn kandidatuur weg te nemen door allianties aan te gaan met partijen en personen die in de burgeroorlog in de jaren '80 op Amerikaanse steun konden rekenen. Onder hen zijn Miriam Arguello en Joaquín Jarquín, die indertijd door de sandinisten gevangen werden gezet, en Antonio Lacayo, de schoonzoon van oud-president Violeta Chamorro die Ortega in de presidentsverkiezingen van 1990 versloeg.
De winnaar van de verkiezingen van morgen kan maar beter meteen zijn tegenstanders uitnodigen om samen een nationaal noodplan uit te werken. Maar de vraag is of de politici in Nicaragua daartoe in staat zijn. Tegenover een Nicaraguaanse krant verklaarde Virgilio Godoy, de vice-president in de regering-Chamorro: „De volgende president verwerft de macht over een land dat in een rolstoel zit en vernietigd wordt door een immense economische, institutionele en ethische crisis."