Rechercheurs ervaren veel bureaucratie
Politiewerk en bureaucratie gaan nog steeds hand in hand. De politietop probeert al jaren de last te verminderen door overbodige protocollen en administratie af te schaffen, maar medewerkers hebben nog steeds het gevoel dat overal formulieren voor ingevuld moeten worden. Dat beeld komt naar voren uit de donderdag verschenen resultaten van een enquête onder ruim 6000 opsporingsmedewerkers.
Liefst 90 procent was het eens of ‘geheel eens’ met de stelling: „Voor alles en nog wat moet een formulier worden ingevuld”. Nog eens 70 procent geeft aan dat het „niet of nauwelijks” mogelijk is om dingen op een informele manier te regelen.
De Haagse politiechef Paul van Musscher stelt naar aanleiding van het onderzoek dat „verantwoorden er natuurlijk bij hoort”. Maar de politie moet zich wel blijven afvragen of administratie wel nodig is of in verhouding staat tot het doel, erkent hij.
De werksfeer bij de recherche is over het algemeen wel goed: gemiddeld gaven de medewerkers daar een 7 als rapportcijfer voor. Hetzelfde gemiddelde cijfer krijgt de relatie met leidinggevenden.
Tegelijkertijd zegt maar 12 procent veel plezier in het werk te hebben en 35 procent weinig. Dit blijft duidelijk achter bij de rest van de Nederlandse beroepsbevolking, waar 23 procent het werk erg leuk vindt. Ook hebben de rechercheurs relatief veel last van werkstress: 17 procent zegt al dan niet ernstige burn-outklachten te hebben.
Opsporingsmedewerkers die zichzelf als allochtoon beschouwen, zeggen dat zij geregeld worden gepest (10 procent) en gediscrimineerd (11 procent). Ook de communicatie laat duidelijk te wensen over. Maar 8 procent zegt dat de communicatie tussen de afdelingen goed is, terwijl liefst 56 procent het hier (geheel) mee oneens is. Rechercheurs zijn dan weer wel positief over de sociale steun die zij krijgen van collega’s.